donderdag, december 11, 2008

218. Tientallen huisartsen tuchtrechtelijk veroordeeld voor afgifte van 'valse' geneeskundige verklaringen o.m. tegen omgangsregelingen bij scheiding

Tientallen huisartsen fout bij geven verklaring
Bron: Elsevier.nl - Artikel - (Novum) - donderdag 11 december 2008
Tientallen huisartsen zijn de afgelopen tien jaar tuchtrechtelijk veroordeeld voor het onterecht afgeven van geneeskundige verklaringen. Die gaan vaak over incest of mishandelingen en worden gebruikt bij bijvoorbeeld echtscheidingsprocedures en het verkrijgen van omgangsregelingen. Dat schrijft de Volkskrant op basis van een onderzoek dat vrijdag wordt gepresenteerd.
Het afgelopen decennium zijn 47 huisartsen berispt voor het afgeven van 'valse' verklaringen. Dat is bijna een verdubbeling in vergelijking met de periode daarvoor. De veroordelingen beslaan dertien procent van het totaal aantal tuchtrechtelijk veroordeelde huisartsen. Vaak lieten zij zich onder druk zetten door hun patiënten.
De verklaringen zijn soms slechts gebaseerd op informatie van de patiënt. De veroordeelde huisartsen verrichtten vaak zelf geen enkel onderzoek, schrijft de Volkskrant. De cijfers staan in een onderzoek naar tuchtrechtelijke uitspraken voor huisartsen in de periode 1997-2007, onder leiding van hoogleraar gezondheidsrecht en advocaat Joep Hubben.
Hubben hoopt dat huisartsen zich meer gaan wapenen tegen de druk van patiënten. Op een congres van het Nederlands Huisartsen Genootschap vrijdag in Rotterdam moet dat besef 'erin worden geslepen', zei hij donderdag in het Radio 1-Journaal. "Zij moeten niet lichtvaardig denken over het helpen van patiënten", zei hij. "De huisartsen handelen vaak te goeder trouw, maar zouden meer objectief moeten zijn of anders een patiënt naar een onafhankelijke arts verwijzen."
Huisarts levert vaker foute verklaring
  • Bron: de Volkskrant - Binnenland - Van onze verslaggeefster Maud Effting - gepubliceerd op 11 december 2008 07:54, bijgewerkt op 11 december 2008 12:17
  • Bron: Medische Wereld - Medische Wereld, dé gids voor medische informatie. Meer dan 70 rubrieken met medische websites. - 11 december 2008

Kwart tuchtklachten tegen waarnemend huisarts - Gegronde tuchtklachten voor huisartsen 1997-2007 in kaart gebracht
De waarneming (door een waarnemende huisarts) en het afgeven van geneeskundige verklaringen zijn belangrijke bronnen van klachten over huisartsen. Bijna 25 procent van de door tuchtcolleges gegrond verklaarde klachten gaat over de waarneming, terwijl meer dan 10 procent betrekking heeft op het lichtvaardig afgeven van een verklaring. Dit blijkt uit onderzoek dat onder leiding van hoogleraar Gezondheidsrecht prof. mr. Joep Hubben van het Universitair Medisch Centrum Groningen is uitgevoerd.
In het boek Huisarts en Tuchtrecht 1997-2007 hebben de onderzoekers ruim 350 gegrond verklaarde klachten bijeen gebracht. Het aantal klachten over huisartsen is in de onderzochte periode vrij stabiel gebleven. Van de ingediende klachten is 17 procent gegrond verklaard; tien jaar geleden was dat 23 procent.
Waarneming
De waarneming buiten kantooruren door een ander dan de eigen huisarts is een belangrijke bron van klachten. Daarbij gaat het de laatste twee jaar vooral om klachten over waarneming via de huisartsenpost. Die klachten gaan niet alleen over het tekort schieten in diagnostiek en onderzoek, maar hangen ook samen met de structuur van de huisartsenpost, bijvoorbeeld dat de huisarts niet bij meerdere patiënten tegelijkertijd een gevraagde spoedvisite kan afleggen en dus een keuze moet maken. Daarnaast blijkt ook de ‘zeeffunctie’ van de telefoniste tot problemen te leiden. Huisartsen vertrouwen dan teveel op het oordeel van de telefoniste en fiatteren telefonische adviezen zonder eigen onderzoek. Het is belangrijk om hieraan aandacht te blijven besteden, omdat in veel gegronde klachten over waarneming buiten kantooruren sprake blijkt te zijn van acuut overlijden van de patiënt.
Ook in de klachten over het niet afleggen van huisbezoek door de huisarts blijkt vaak sprake te zijn van acute dood. Stoornis in de communicatie zet de huisarts nogal eens op het verkeerde been bij het beoordelen van een verzoek om visite. De les voor huisartsen uit de tuchtrechtspraak is volgens de onderzoekers: leg visite af als de door de patiënt of zijn omgeving als zeer ernstig beschouwde klachten niet door telefonische navraag te verklaren of te verminderen zijn (“gaan, tenzij…”).
Geneeskundige verklaring
Het afgeven van een geneeskundige verklaring zonder goed eigen onderzoek blijft een valkuil voor huisartsen, die bij andere beroepsgroepen vrijwel niet voorkomt. Te gemakkelijk bezwijken huisartsen voor de druk om een verklaring af te geven. Het gaat dan vaak om een schriftelijke bevestiging door de huisarts van suggesties over bijvoorbeeld mishandeling, huiselijk geweld, incest en ongeschiktheid van een ouder als opvoeder. Het verwijt aan de huisarts is vooral dat hij een waardeoordeel geeft zonder eigen onderzoek. De duidelijke les uit de tuchtrechtspraak is dat een dergelijke verklaring door een onafhankelijk arts moet worden opgesteld. Meer dan tien procent van alle gegronde klachten over huisartsen gaat over het ten onrechte afgeven van een dergelijke verklaring. Dat is zelfs een toename ten opzichte van de periode vóór 1997.
De sectie Gezondheidsrecht van het UMCG doet systematisch onderzoek naar de ontwikkeling van de tuchtrechtspraak in de gezondheidszorg. In vervolg op eerder onderzoek hebben mw. mr. Mirjam van Leusden, huisarts P. Jongerius en prof. Joep Hubben alle in de periode 1997-2007 gegrond verklaarde klachten over huisartsen in kaart gebracht en geanalyseerd. Deze zaken bevatten veel leerpunten voor de praktijk en dragen daarmee bij aan de vergroting van patiëntveiligheid. In Nederland werken ruim 8000 huisartsen.
Contactpersoon: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persvoorlichters van het UMCG, tel. (050) 361 22 00.
Huisarts geeft vaak onder druk verklaring af
Bron: Telegraaf - Binnenland -. do 11 dec 2008, 07:17 | 28 reacties
AMSTERDAM - In de afgelopen tien jaar zijn 47 huisartsen door de tuchtrechter veroordeeld voor het afgeven van onjuiste geneeskundige verklaringen. Vergeleken met de tien jaar daarvoor is het aantal bijna verdubbeld.
Dat blijkt uit onderzoek dat onder leiding van hoogleraar gezondheidsrecht Joep Hubben van het Universitair Medisch Centrum Groningen is uitgevoerd. Tien procent van de door tuchtcolleges gegrond verklaarde klachten gaat over betwiste verklaringen.
Huisartsen bezwijken te gemakkelijk voor de druk om een verklaring af te geven. Vaak gaat die over incest of mishandeling. De verklaring wordt benut bij echtscheidingprocedures en het maken van afspraken over omgangsregelingen. “Het afgeven van een geneeskundige verklaring zonder goed eigen onderzoek blijft een valkuil voor huisartsen, die bij andere beroepsgroepen vrijwel niet voorkomt”, stelt Hubben.
In het boek Huisarts en Tuchtrecht 1997-2007, dat vrijdag verschijnt, hebben de onderzoekers 359 gegrond verklaarde klachten bijeen gebracht. Het aantal klachten over huisartsen is in de onderzochte periode vrij stabiel gebleven. Van de ingediende klachten is 17 procent gegrond verklaard; tien jaar geleden was dat 23 procent. Elk jaar behandelden de tuchtcolleges zo’n tweehonderd klachten over huisartsen, waarvan er gemiddeld één op de zes gegrond werd verklaard; in de eerdere periode was dat één op vier.
Bijna een kwart van de door tuchtcolleges gegrond verklaarde klachten gaat over de waarneming, vooral waarneming buiten de kantooruren. Het betreft vooral spoedvisites die niet worden gedaan en de ’zeeffunctie’ van de telefoniste. Huisartsen vertrouwen dan teveel op het oordeel van de telefoniste en volgen telefonische adviezen zonder eigen onderzoek.
De onderzoekers vragen extra aandacht voor klachten bij waarneming. In een aantal gevallen was er sprake van acuut overlijden van de patient. Dat geldt ook voor klachten over spoedvisites die niet worden gedaan. “Altijd op visite gaan”, is de boodschap van Hubben. “Zeker bij het waarnemen voor een andere huisarts. Tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dat niet te doen.”
Mediaoverzicht:
  • Tientallen huisartsen fout bij geven verklaring
    Elsevier - 11 december 2008
    (Novum) - Tientallen huisartsen zijn de afgelopen tien jaar tuchtrechtelijk veroordeeld voor het onterecht afgeven van geneeskundige verklaringen. ...

  • Huisarts levert vaker foute verklaring
    Medische Wereld - 3 december 2008
    AMSTERDAM - Huisartsen laten zich steeds vaker onder druk zetten door hun patiënten om onterechte geneeskundige verklaringen af te geven. ...

  • Artsen in de fout met medische verklaringen
    Wereldomroep - 11 december 2008
    Hilversum - De afgelopen tien jaar zijn 47 huisartsen tuchtrechtelijk veroordeeld omdat ze onterecht medische verklaringen hebben afgegeven. ...

  • Huisarts levert vaker 'foute' verklaring
    Volkskrant - 12 december 2008
    AMSTERDAM - Huisartsen laten zich steeds vaker onder druk zetten door hun patiënten om onterechte geneeskundige verklaringen af te geven. ...

  • Huisarts levert onder druk foute verklaring
    Volkskrant - 11 december 2008
    AMSTERDAM - Huisartsen laten zich steeds vaker onder druk zetten door hun patiënten om onterechte geneeskundige verklaringen af te geven. ...
  • Huisarts geeft vaak onder druk verklaring af
    De Telegraaf - 12 december 2008
    AMSTERDAM - Huisartsen geven steeds vaker onterechte geneeskundige verklaringen af omdat ze zich onder druk laten zetten door patiënten. ...

  • Huisarts geeft vaak onder druk verklaring af
    De Telegraaf - 11 december 2008
    AMSTERDAM - Huisartsen geven steeds vaker onterechte geneeskundige verklaringen af omdat ze zich onder druk laten zetten door patiënten. ...

  • 07:17 Huisartsverklaring vaak foutief
    De Telegraaf - 11 december 2008
    AMSTERDAM - Huisartsen geven steeds vaker onterechte geneeskundige verklaringen af omdat ze zich onder druk laten zetten door patiënten. ...

woensdag, december 10, 2008

216. Er komt een Meldpunt Ouderschapsplan

Drie ouderorganisaties hebben op 10 december 2008, de Dag van de Rechten van de Mens en de 60e verjaardag van het VN-Verdrag van de Rechten van de Mens, samen het initiatief genomen tot instelling van een Meldpunt Ouderschapsplan

Aanleiding tot dit initiatief is het op 25 november 2008 door de Eerste Kamer aangenomen wetsontwerp “Voortgezet ouderschap na scheiding” (Wetsontwerp 30.145).

Daarin staat ondermeer centraal dat scheidende ouders voortaan samen een zgn. "ouderschapsplan" moeten opstellen, waarin zij met elkaar duidelijke afspraken maken over beider inbreng in de zorg voor en de opvoeding van de kinderen na de scheiding.

De verwachtingen van de wetgever over het ouderschapsplan zijn hoog gespannen. Veel zal echter afhangen van hoe daaraan in de rechtspraktijk van het scheidingsrecht verder inhoud en vorm wordt gegeven.

Om van het functioneren van de ouderschapsplannen in de rechtspraktijk meteen vanaf de ingangsdatum van het wetsontwerp een goed beeld te krijgen, hebben de ouderorganisaties Stichting Kind en Omgangsrecht (KO), Stichting Kinderen - Ouders - Grootouders (KOG) en Stichting Ouders Zonder Omgang (OZO) met ondersteuning van Mr.Ir.P.J.A. Prinsen en het Vaderkenniscentrum daarom op 10 december 2008 het gezamenlijke initiatief genomen tot instelling van een Meldpunt Ouderschapsplan.

Het meldpunt zal pas actief worden wanneer Wetsontwerp 30.145 waarin het ouderschapsplan centraal geplaatst is ook officieel van kracht wordt.

Zie voor verdere informatie de website van het Meldpunt Ouderschapsplan.

maandag, december 08, 2008

213. Zorg om de jeugdzorg: Brief van Rotterdams advocatencollectief over doorgeschoten jeugdzorg - Worden kinderen te snel uit huis geplaatst?

Congres "Zorg om de jeugdzorg": Worden kinderen te snel uit huis geplaatst? (24 april 2009)
Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam

Nadere informatie en aanmelding voor het congres (deelname gratis): www.frg.eur.nl/pub/zorgomdejeugdzorg

Gerelateerde artikelen over de doorgeschoten Jeugdzorg bij het Vaderkenniscentrum zijn:

Dit congres op 24 april 2009 aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam is het vervolg op een in december 2008 in de media verschenen brief (zie voor deze brief hieronder) van een aantal Rotterdamse jeugdrechtadvocaten over de veelvuldige toepassing van het middel van uithuisplaatsing van kinderen. Daarin schreven zij dat dit middel niet langer een ultimum remedium lijkt te zijn en de mogelijkheden tot hulpverlening binnen het gezin te weinig worden benut. Blijkens hun ervaringen leunt de rechter teveel op het advies van de gezinsvoogd, die in een aantal gevallen nauwelijks contact heeft gehad met het gezin. Waar Jeugdzorg de uithuisplaatsing steeds meer als een voorbehoedsmiddel lijkt te zien, om mogelijke schade te voorkomen, laten de advocaten zien dat de uithuisplaatsing zelf ook al veel schade kan toebrengen. Het is voor kinderen zeer traumatiserend wanneer ze onnodig van hun bed worden gelicht of door de politie van school worden gehaald. En daarna begint vaak een zeer frustrerende zoektocht langs de instellingen, waarbij de beschikbaarheid van de plaats een overwegender rol lijkt te spelen dan de geschiktheid voor het kind.

De advocaten ontvingen een overstelpende hoeveelheid reacties uit het gehele land, waaruit bleek dat de in de brief gesignaleerde zorgpunten breed worden gedeeld. Er kwam ook een discussie op gang in de media. Deze discussie willen de jeugdrechtadvocaten tijdens deze middag voortzetten met alle bij deze ingrijpende beslissing betrokken partijen: kinderrechters en medewerkers van Bureau Jeugdzorg en van de Raad voor de Kinderbescherming. Onder leiding van voorzitter Carrie zal er met diverse middelen voor worden gezorgd dat het publiek actief aan het debat kan deelnemen. Daarbij hebben ook ervaringsdeskundige ex-minderjarigen een inbreng. Door de betrokken partijen bij elkaar te brengen hopen we tot constructieve oplossingen voor de problemen te komen, in het belang van de kinderen waar het om gaat.

Programma

12.30 Ontvangst met koffie en thee

13.00 Opening door dagvoorzitter Carrie

13.10 Alex Brenninkmeijer - Nationale ombudsman - De uithuisplaatsing als ultimum remedium?

13.30 Intermezzo: 'Het verhaal van Fay'

13.40 Tonny Weterings - pedagoog en onderzoeker Universiteit Leiden - Pedagogische besluitvorming bij uithuisplaatsing

14.00 Discussie over de vraag 'Wordt er sinds Savanna te snel gegrepen naar de maatregel van uithuisplaatsing?' met:
  • Inge van den Berg - teamleider Bureau Jeugdzorg
  • Theda Boersema - advocaat
  • Flip Dekkers - Raad voor de Kinderbescherming
  • Rosemarije van Zweden - Defence for Children International
14.30 Pauze

15.00 Intermezzo: 'Het vervolg van het verhaal van Fay'

15.05 Sonja de Pauw Gerlings-Döhrn - Vice-president, tevens kinderrechter Rechtbank Rotterdam - Dilemma's rond de rechterlijke beslissing tot uithuisplaatsing

15.20 Discussie over de vraag 'Is de rechterlijke toetsing onder de maat?' met:
  • Hans Kuhn - Raad voor de Kinderbescherming
  • Judith Louwinger-Rijk - kinderrechter Rechtbank Rotterdam
  • Amanda de Nijs - advocaat
  • Saskia Schuijs - jurist Bureau Jeugdzorg
15.50 Dicussie over de vraag 'Hoe nu verder?' met:
  • Jolande uit Beijerse - docent jeugdrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam
  • Roger Dirven - regiodirecteur Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Rijnmond
  • Martin Holierhoek - vice-president en teamvoorzitter familierecht rechtbank Rotterdam
  • René Meuwissen - algemeen directeur bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam
  • Marjolein Rietbergen - advocaat
16.50 Afsluiting, gevolgd door borrel

Het congres vindt plaats in zaal LB-107 in de collegezalenhal van het L-gebouw (complex Woudestein).

Deelname aan het congres is gratis.
Gratis inschrijving via deze link

Bron: http://www.frg.eur.nl/pub/zorgomdejeugdzorg

Twaalf bezorgde Rotterdamse jeugdrechtadvocaten uitten in december 2008 om inhoudelijke en procedurele redenen kritiek op het toenemend aantal uithuisplaatsingen van kinderen. Op het congres 'Zorg om de jeugdzorg' op vrijdag 24 april 2009 wordt de discussie over deze ingrijpende maatregel voortgezet. Alle betrokken partijen zijn aanwezig: jeugdrechtadvocaten, kinderrechters, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en ervaringsdeskundigen ex-minderjarigen.

Volgens de advocaten lijkt het erop dat uithuisplaatsing van kinderen tegenwoordig niet langer een laatste redmiddel is. Sinds de zaak-Savanna lijkt er een kentering te zijn gekomen. Wellicht onder druk van de publieke opinie en de politiek worden kinderen uit huis geplaatst, nog voordat de mogelijkheden tot hulpverlening binnen het gezin geheel zijn benut. Volgens de jeugdrechtadvocaten leunt de rechter te veel op het advies van de gezinsvoogd, die in een aantal gevallen nauwelijks contact heeft gehad met het gezin. Waar Jeugdzorg de uithuisplaatsing steeds meer als een voorbehoedmiddel lijkt te zien, om mogelijke schade te voorkomen, laten de advocaten zien dat de uithuisplaatsing zelf ook al veel schade kan toebrengen. Het is voor kinderen zeer traumatiserend wanneer ze onnodig van hun bed worden gelicht of door de politie van school worden gehaald. Daarna begint vaak een zeer frustrerende zoektocht langs de instellingen, waarbij de beschikbaarheid van de plaats een belangrijkere rol lijkt te spelen dan de geschiktheid voor het kind.

De advocaten ontvingen een overstelpende hoeveelheid reacties uit het gehele land, waaruit bleek dat de in de brief gesignaleerde zorgpunten breed worden gedeeld. Er kwam ook een discussie op gang in de media, die vervolg krijgt met dit congres. Door alle betrokken partijen bij elkaar te brengen hoopt de organisatie tot constructieve oplossingen te komen, in het belang van de kinderen om wie het gaat.

Bron : http://www.eur.nl/nieuws/detail/article/10996/


Kunnen de jeugdzorg en kinderrechters het ooit goed doen?
Bron: Radio 1VPRO - Villa VPRO - 22 reacties - 5 december 2008

Twaalf jeugdrechtadvocaten schreven een brief naar de rechtbank Rotterdam, waarin ze zich beklagen over rechters die in hun ogen te vaak het advies volgen van Bureau Jeugdzorg als zij vinden dat kinderen uit huis geplaatst moeten worden. Na de moord op de driejarige Savannah werd er juist geklaagd dat jeugdzorg en rechters te laat in actie kwamen. De Hamvraag aan Mirjam Sterk, Tweede Kamerlid voor het CDA, luidt: kunnen de jeugdzorg en kinderrechters het ooit goed doen?

Audio:: Kunnen de jeugdzorg en kinderrechters het ooit goed doen?

Uithuisplaatsing kinderen
Bron: AVRO - Radio - De Praktijk – 5 december 2008

Rechters plaatsen kinderen te snel uit huis op advies van jeugdzorg, zeggen jeugdrechtadvocaten. De jeugdzorg reageert.

Advocaten: kind te snel uit huis geplaatst
Bron: Trouw - novum – Nederland - 5 december 2008

'Jeugzorg speelt paniekvoetbal'
Bron: Telegraaf - Binnenland - vr 05 dec 2008

ROTTERDAM - Jeugdzorg speelt paniekvoetbal, vinden twaalf Rotterdamse advocaten die een brandbrief hebben gestuurd aan de rechtbank. Kinderen worden te snel uit huis geplaatst. „Jeugdzorg lijkt onder druk van de publieke opinie en de politiek het zekere voor het onzekere te nemen en kinderrechters gaan te vaak mee in het oordeel van Jeugdzorg”, zei Amanda de Nijs van het Advokatenkollektief Rotterdam vrijdag.

Volgens de jeugdraadslieden is de geruchtmakende zaak rond de gestorven peuter Savanna, waarbij ook de gezinsvoogd voor de rechter moest komen, van invloed op de werkwijze van de jeugdzorginstellingen. Hoe schokkend en schrijnend die zaak ook is, „het is een illusie te denken dat dergelijke zaken ooit helemaal voorkomen kunnen worden”, schrijven de advocaten.

De uithuisplaatsing is volgens de raadslieden geen uiterst middel meer, maar wordt gebruikt als een soort „voorbehoedsmiddel voor eventuele schade die mogelijk zal kunnen optreden”. Ouders en kinderen mogen van hen niet de dupe worden van de paniek die sinds de zaak-Savanna lijkt te heersen.

Eenmaal in de rechtszaal blijkt dat rechters ervan uitgaan dat medewerkers van een jeugdzorginstelling het bij het rechte eind hebben, omdat hun organisaties nu eenmaal voor de bescherming van het kind staan, zo staat in de brief. Volgens de jeugdadvocaten wordt er geen rekening mee gehouden dat gezinsvoogden vaak maar weinig contact hebben met de gezinnen die zij onder hun hoede hebben.

De advocaten hebben ook grote zorgen over de manier waarop met kinderen wordt omgegaan als zij eenmaal uit hun ouderlijk huis zijn weggehaald. Het komt voor dat kinderen met arrestantenbusjes worden vervoerd en er wordt met ze van hot naar her gesleept. Ook wordt er te weinig aandacht besteed aan het feit dat uithuisplaatsingen traumatisch zijn voor kinderen én hun ouders.

Advocaten: kinderen te snel uit huis gehaald
Bron: nrc.nl - Binnenland - Door een onzer redacteuren - 5 december 2008

Amsterdam, 5 dec. Jeugdzorg en de Kinderbescherming halen kinderen over wie ze zich zorgen maken te snel uit huis. Ze gaan daarbij vaak onzorgvuldig te werk en kijken te weinig naar alternatieven, zoals begeleiding thuis.

De kinderrechter stemt te makkelijk in met uithuisplaatsing. Dit schrijven twaalf jeugdrechtadvocaten vandaag in een brandbrief aan de Rotterdamse rechtbank.

De advocaten schrijven het „paniekvoetbal” toe aan de nasleep van de dood van de Alphense peuter Savanna in 2004. De betrokken gezinsvoogd werd vervolgd door het Openbaar Ministerie, omdat zij wist dat Savanna werd mishandeld en haar toch thuis liet wonen. Volgens de advocaten – die ouders en kind bijstaan – „lijken Jeugdzorg en de Kinderbescherming onder druk van de publieke opinie en de politiek sindsdien het zekere voor het onzekere te nemen”.

Zij schrijven: „De uithuisplaatsing is daarmee geen ultimum remedium meer, maar een voorbehoedsmiddel voor schade die mogelijk zal kunnen optreden. Soms wordt uit het oog verloren dat kinderen in principe het best af zijn bij hun eigen ouders.” De Kinderbescherming ontkent een ‘Savanna-effect’.

In 2006 stelde de kinderrechter een kwart meer kinderen onder toezicht van een voogd dan in 2002: 26.000. De meesten krijgen thuis hulp. Soms woont een kind tijdelijk elders met instemming van de ouders.

Rechter Irene Hinfelaar stelt in een reactie namens alle kinderrechters dat zij elk verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming kritisch bekijken. „Wij wegen alle feiten en omstandigheden mee. Bij een spoeduithuisplaatsing is sprake van een crisissituatie. Dan staat de veiligheid van het kind voorop. Dat kan leiden tot een beslissing die voor de ouders en advocaat moeilijk te verteren is.”

De advocaten noemen het in hun brief een illusie „te denken dat zaken als Savanna helemaal voorkomen kunnen worden”.



'Jeugzorg speelt paniekvoetbal'
De Telegraaf - 5 dec 2008
ROTTERDAM - Jeugdzorg speelt paniekvoetbal, vinden twaalf Rotterdamse advocaten die een brandbrief hebben gestuurd aan de rechtbank. ...

Advocaten: kinderen te snel uit huis gehaald
NRC Handelsblad - 5 dec 2008
Dat kan leiden tot een beslissing die voor de ouders en advocaat moeilijk te verteren is.” De advocaten noemen het in hun brief een illusie „te denken dat ...

Advocaten: kind te snel uit huis geplaatst
Trouw - 5 dec 2008
Dit vinden twaalf advocaten, die deze week hun beklag doen in een aan de rechtbank gerichte brief. De rechters zouden blindvaren op het advies van jeugdzorg ...

Nieuwsbrief AKR over juridische actualiteit en wetenswaardigheden
http://www.advokatenkollektiefrotterdam.nl/index.php?id=500



Open brief van bezorgde jeugdrecht-advocaten
Rotterdam, 4 december 2008

In toenemende mate maken wij ons, als jeugdrecht-advocaten, grote zorgen over de ontwikkelingen in het jeugdrecht en het functioneren van jeugdzorg in brede zin.[1] Onze zorgen betreffen met name de zorgvuldigheid waarmee jeugdzorg opereert en de ruimhartige toetsing door de kinderrechter. Wij vinden dat meer dan nu het geval is naar de minst ingrijpende maatregel moet worden gezocht om de belangen van het kind te waarborgen.

Om die reden hebben wij contact gezocht met de pers. Ook willen wij begin volgend jaar een discussie-bijeenkomst organiseren, waarin wij het gesprek willen aangaan met de rechterlijke macht, de kinderbeschermingsorganisaties, orthopedagogen en andere deskundigen.

Onderstaand zullen wij puntsgewijs aangeven waarover wij ons zorgen maken.

Inhoudelijke zorgen

Paniekvoetbal:
Sinds de geruchtmakende ‘Savanna-zaak’, waarbij een medewerkster van jeugdzorg verantwoordelijk is gesteld voor haar nalaten in te grijpen in het gezin, lijkt jeugdzorg onder druk van de publieke opinie en de politiek in zaken het zekere voor het onzekere te nemen.

Kinderen worden, zo is onze ervaring, in toenemende mate zeer snel uit huis geplaatst in crisis-pleeggezinnen of gesloten of besloten instellingen. De uithuisplaatsing is daarmee geen ultimum remedium meer, maar een voorbehoedsmiddel voor eventuele schade die mogelijk zal kunnen optreden. Het lijkt alsof kinderen op grond van een bestwil-criterium uit huis worden geplaatst, waarbij soms uit het oog wordt verloren dat kinderen in principe het best af zijn bij hun eigen ouders.

Alhoewel gevallen als die van Savanna buitengewoon schokkend en schrijnend zijn, is het een illusie te denken dat dergelijke zaken ooit helemaal voorkomen kunnen worden. Er zullen altijd kinderen het slachtoffer worden van ongeschikte ouders. Wij menen dat andere kinderen en ouders niet de dupe mogen worden van de paniek die sinds die tijd bij publiek en politiek lijkt te heersen.

Mogelijkheden om kinderen en ouders binnen het gezin te begeleiden onvoldoende benut en onderzocht:
Wanneer er sprake is van ernstige mishandeling of incest is een uithuisplaatsing vaak de enige manier om kinderen te beschermen. Wanneer er echter sprake is van opvoedingsproblematiek, of onmacht van de ouders om hun kinderen adequaat te begeleiden, is het de vraag of een uithuisplaatsing de beste manier is om kinderen te helpen.

Onze ervaring is dat de mogelijkheden om de kinderen binnen het gezin te houden en het gezin hulp te geven daarbij regelmatig onvoldoende worden onderzocht of onbenut gelaten. Er zijn tal van goede initiatieven en projecten (bijvoorbeeld via Humanitas) die ouders en kinderen goede begeleiding, hulp en therapie buiten een instelling om kunnen bieden.Wij menen dat deze mogelijkheden eerst moeten worden benut voordat men voor een ingrijpend middel als een uithuisplaatsing kiest.

Onze cliënten, jeugdigen en ouders, melden ons regelmatig dat zij openstaan en ook steeds hebben gestaan voor hulp bij de problemen binnen het gezin. Zij vertellen daarbij deze hulp in de periode voorafgaand aan een uithuisplaatsing niet of onvoldoende te hebben gekregen.

Functioneren gezinsvoogden:
De contacten tussen het gezin en de gezinsvoogd zijn vaak minimaal geweest. Ouders en kinderen vertellen de gezinsvoogd nauwelijks te hebben gezien of gesproken. Contacten zijn vaak telefonisch geweest. Er is gekeken naar wat er allemaal fout gaat, maar niet gezocht naar oplossingen.

Er blijkt met regelmaat geen sprake van goede begeleiding. Wanneer hulp is geboden worden gezinnen na het beëindigen van het hulptraject aan hun lot overgelaten waardoor zij terugvallen in oude patronen. De meeste ouders vertellen dat zelf ook heel jammer te vinden.

Wij hebben de indruk dat er vaak veel meer mogelijkheden zijn om kinderen, met deskundige hulp, in het gezin te laten wonen en het gezin goed te laten functioneren.

In onze optiek wordt door Jeugdzorg te snel geconcludeerd dat hulpverlening binnen het gezin waarbij het kind thuis blijft wonen, niet haalbaar is. Te snel wordt aangenomen dat een kind in een pleeggezin, pleeginstelling of andere instelling beter af is.

Culturele verschillen:
Regelmatig constateren wij dat culturele verschillen een rol spelen bij de beoordeling van de geschiktheid van ouders om hun kinderen op te voeden en te verzorgen. Met een westerse bril op worden kinderen uit gezinnen met andere culturele achtergronden beoordeeld.

Wijze waarop de uithuisplaatsing plaatsvindt:
De wijze waarop uithuisplaatsingen vaak plaatsvinden, vinden wij traumatiserend voor kinderen. Kinderen worden als criminelen van hun bed gelicht of door de politie van school gehaald. Regelmatig komt het voor dat kinderen voor de ogen van broertjes en zusjes en buren door de politie worden weggevoerd, vervolgens een hele dag in een politiecel doorbrengen en pas ’s avonds ergens naar een instelling worden gebracht. Sommige kinderen hebben flinke blauwe plekken op de plaatsen waar zij zijn vastgegrepen.

In een aantal gevallen heeft Jeugdzorg, ondanks het ontbreken van de daarvoor benodigde machtiging, kinderen in een instelling geplaatst. In een paar gevallen is het zelfs voorgekomen dat het betrokken kind in een tijdsbestek van drie of vier weken, meerdere keren van het bed werd gelicht, geplaatst, weer naar huis werd gestuurd omdat er geen machtiging was en vervolgens weer van het bed werd gelicht. De impact die zoiets heeft op ouders en kinderen is zeer groot.

Ouders krijgen soms geen informatie over de verblijfplaats van hun kinderen. Moeders van baby’s of peuters mogen een aantal dagen of weken geen contact met hun kindje. Kinderen mogen soms wel, maar soms ook helemaal niet naar huis bellen. Het is ons niet duidelijk op welke pedagogische principes het verbod op contact is gebaseerd.

De wijze waarop de uithuisplaatsing plaatsvindt, is – zo is onze ervaring – voor kinderen en ouders buitengewoon ingrijpend en traumatiserend.

Vervoer van de jeugdige van en naar de rechtbank:
Alhoewel met de wetswijzigingen nieuwe eisen aan het vervoer van de jeugdige van en naar de rechtbank zijn gesteld blijkt dit vervoer regelmatig voor veel stress te zorgen. De kinderen worden nog vaak in arrestantenbusjes vervoerd. Ze zitten lang in het busje en rijden langs verschillende instellingen door het hele land.

Een voorbeeld uit de praktijk: een 15-jarige jongen met een autistische stoornis moest tijdens de lange rit nodig plassen. Er was geen communicatiesysteem tussen het deel van het busje waar hij verbleef en de chauffeurs. De chauffeurs hoorden hem niet kloppen door het dikke glas. De jongen heeft in zijn broek geplast en heeft vervolgens de hele verdere dag in zijn natte, vies ruikende broek moeten lopen.

Jeugdzorg behoort te zorgen voor adequaat vervoer. Jeugdzorg vergeet vaak dit vervoer te regelen of belt nog steeds de DVO voor het vervoer. Het komt zelden voor dat een gezinsvoogd het kind zelf ophaalt. Dat vinden wij onbegrijpelijk. Als je de verantwoordelijkheid hebt over een kind, kan juist zo’n rit op een voor een kind heel belangrijke en spannende dag bijdragen aan het versterken van de vertrouwensband.

Eenmaal in de instelling:
Er wordt in onze optiek voorbijgegaan aan het feit dat kinderen in dergelijke instellingen vaak maandenlang geen behandeling krijgen en de scholing onvoldoende is. De uithuisplaatsing bij ouders en kind roept zoveel weerstand op dat een verdere vruchtbare, en volgens ons noodzakelijke, samenwerking tussen ouders, kind en jeugdzorg hierdoor onmogelijk wordt.

Het enige dat instellingen de jeugdigen veelal bieden, is structuur. Het is de vraag of deze structuur, met professionele hulp, niet net zo goed, of beter thuis geboden kan worden.

Rechters en jeugdzorg gaan ervan uit dat pleeggezinnen en instellingen veilige plekken zijn voor kinderen en daarom vaak de voorkeur genieten boven thuis blijven. Er zijn ons gevallen bekend waar kinderen, eenmaal uit huis geplaatst, werden misbruikt of andere seksueel grensoverschrijdende ervaringen hadden.

Kinderen worden niet op geschikte plek geplaatst:
Alhoewel de wet nu eist dat kinderen ook daadwerkelijk in een behandelinstelling worden opgenomen, komt het zelden voor dat kinderen meteen op de plek worden geplaatst waar zij horen.

Kinderen worden in de periode waarin zij uit huis zijn geplaatst vaak van hot naar her gesleept; van crisisopvang naar gesloten instelling. Bij de plaatsing wordt, opnieuw ‘door de wachtlijsten’, met regelmaat geen rekening gehouden met de specifieke problematiek van het kind, als er maar een plek is.

In een recent geval heeft een kind zichzelf in de instelling verhangen. Bij de intake in de Justitiële Jeugdinrichting wist niemand dat het kind suïcidaal was, omdat het raadsrapport niet werd meegestuurd.

Door de wachtlijsten verblijven kinderen maanden op plekken waar zij eigenlijk niet thuis horen en niet worden behandeld. Lange wachtlijsten voor de hulpverlening mogen niet als excuus worden gebruikt om niet achter een geschikte plek aan te hoeven zitten. Regelmatig constateren wij dat gezinsvoogden nalaten kinderen adequaat voor de juiste behandelplek aan te melden waardoor nog meer tijd verstrijkt.

Kinderen gaan van school naar school; er zijn bijvoorbeeld kinderen die in één jaar tijd vier verschillende scholen bezoeken of in twee jaar tijd zes verschillende scholen. Wij vragen ons af wat de impact op kinderen zal zijn wanneer zij in een belangrijke periode in hun leven zo weinig stabiliteit kennen. Meestal wachten kinderen in justitiële inrichtingen maanden, of zelfs jaren op therapie of hulp. Wij kennen gevallen waarin de kinderen de justitiële jeugdinrichting verlaten als ze eenmaal 17 of 18 jaar zijn zonder ooit behandeling te hebben gehad. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens eist in haar uitspraken dat in de afweging tot uithuisplaatsing altijd wordt meegewogen waar het kind heen gaat en of dit een geschikte plek is.

Grote afstand instellingen / gezinnen:
Kinderen worden regelmatig in een instelling op grote afstand van hun gezin geplaatst. Dit hangt uiteraard ook samen met de geografische ligging van de meeste instellingen. Dit heeft echter tot gevolg dat ouders de kinderen niet of nauwelijks kunnen bezoeken. Er moet in onze optiek worden gestreefd naar een situatie waarin kinderen zo dicht mogelijk in de buurt bij hun ouders worden geplaatst in de meest geschikte instelling.

Plaatsing in een pleeggezin:
Wanneer kinderen in een pleeggezin worden geplaatst, wordt er in onze optiek onvoldoende gedaan om kinderen uit één gezin bij elkaar te houden. Daarnaast wordt onvoldoende rekening gehouden met de achtergrond van kinderen. Kinderen uit moslim-gezinnen worden geplaatst bij streng gereformeerde gezinnen waar hun geloof en herkomst onvoldoende wordt gerespecteerd. Besnijdenissen worden door de christelijke gezinnen geweigerd en moeten worden afgedwongen in een kort geding, kinderen moeten meebidden met het christelijke gebed en krijgen varkensvlees te eten. De voorzieningenrechter heeft in een geval zelfs toestemming gegeven om een moslim-kind tegen de wens van de moslim-vader in te laten dopen.

Summier contact:
Onze cliënten klagen vaak over het summiere contact met de gezinsvoogd. Veel contact geschiedt telefonisch. Echte begeleiding en ondersteuning bij de problemen lijken cliënten niet te krijgen.

Maar al te vaak horen wij van onze cliënten dat de betrokken gezinsvoogd, nadat een kind eenmaal uit huis is geplaatst, de verantwoordelijkheid geheel bij de instelling laat en nauwelijks nog contact opneemt. Ook komt het met grote regelmaat voor dat de gezinsvoogd niet of onvoldoende toeziet op het in gang zetten van de behandeling. De verantwoordelijkheid wordt hiermee in onze optiek te vaak afgeschoven.

Als reden wordt vaak aangevoerd dat veel tijd moet worden besteed aan papierwerk en het invullen van formulieren. Wij menen dat ouders en kinderen daar niet de dupe van mogen worden. Wanneer door papierwerk onvoldoende tijd aan het gezin kan worden besteed, zal naar andere oplossingen moeten worden gezocht. Als advocaten zijn wij ook genoodzaakt om voor het papierwerk secretaresses in dienst te nemen zodat wij ons inhoudelijk met de zaken kunnen bezighouden.

Overigens valt ons op dat de omvang van de stukken die gezinsvoogden produceren imposant is. Bij bestudering blijkt echter dat de stukken uit talloze herhalingen bestaan.

Gezinsvoogden communiceren regelmatig onvoldoende met de ouders. Er wordt onvoldoende naar ouders geluisterd en zij worden niet serieus genomen. De gezinsvoogd neemt een beslissing: daar mag niet aan worden getornd. Hierdoor ontstaat een grote weerstand bij ouders tegen jeugdzorg, waardoor hulpverlening mislukt.

Ouders, jeugdigen en advocaten klagen over de bereikbaarheid van de gezinsvoogden. Mobiele nummers van de gezinsvoogden worden vaak niet verstrekt, terwijl dit in crisisgevallen wel handig is.

Bij ons bestaat de indruk dat veel gezinsvoogden het idee hebben dat het werk gedaan is wanneer een kind eenmaal is geplaatst. Er is nog zelden contact met het kind of het gezin en de verantwoordelijkheid wordt bij de instelling gelegd. Wij menen dat de tijd die het kind in de instelling doorbrengt, moet worden benut om de ouders in de thuissituatie te begeleiden en voor te bereiden op de terugkeer van hun kind. Zulks is toch ook een wettelijke plicht ex artikel 1:257 BW.

Procedurele bezwaren

De procespositie van advocaten tijdens de procedure:
Wij hebben de indruk dat de rechtbank, op indicatie van jeugdzorg, te snel aanneemt dat een kind beter af is in een instelling of pleeggezin. Voor ons als advocaten blijkt het vrijwel onmogelijk de rechtbank ervan te overtuigen dat hulpverlening binnen het gezin nog niet of onvoldoende heeft plaatsgevonden.

Bij spoeduithuisplaatsingen is de tijd tussen de ontvangst van de stukken (soms aan het einde van de middag voor de zitting) en de zitting zo kort dat wij als advocaten geen mogelijkheid hebben de stukken door een deskundige te laten beoordelen. Wanneer kinderen eenmaal uit huis zijn geplaatst is het kwaad vaak al geschied. Het is een lastige opgave om een kind weer terug in het gezin te krijgen.

Ondanks herhaalde verzoeken tijdens de vele overleggen die er zijn tussen rechtbank, advocatuur en jeugdbeschermingsinstanties, worden stukken door jeugdzorg in het merendeel van de gevallen niet of op het allerlaatste moment naar de advocaten gestuurd. Dit bemoeilijkt ons zeer in onze taak voor de belangen van onze cliënt op te komen.

Gezinsvoogden zijn tijdens de zitting regelmatig afwezig en worden vervangen door een collega die het betrokken gezin of dossier niet kent. Wij hebben regelmatig geconstateerd dat gezinsvoogden tijdens de zitting niet de waarheid spreken. Daarbij wordt, in onze optiek, door de rechtbank uit het oog verloren dat Jeugdzorg ook partij is.

Door de rechtbank worden medewerkers van jeugdzorg tijdens de zittingen beschouwd als deskundig op het gebied van het betreffende kind en het gezin. Daarbij wordt uit het oog verloren dat er vaak maar weinig contact is geweest tussen de gezinsvoogd en het gezin. Vaak is de betrokken gezinsvoogd helemaal niet aanwezig en kan dus ook niet kritisch worden bevraagd op onjuistheden/onwaarheden die uit het dossier naar voren komen.

Wanneer een gezinsvoogd (of zoals vaker het geval is de vervanger van de gezinsvoogd) iets zegt, wordt dat voor waar aangenomen. Omdat jeugdzorg staat voor de bescherming van het kind, wordt er te snel van uitgegaan dat wat jeugdzorg zegt wel zal kloppen. Onze ervaring is dat het zeer regelmatig voorkomt dat ‘feiten’, zoals door de gezinsvoogd genoemd, niet kloppen. Gezinsvoogden zijn ook niet opgeleid om goede objectieve rapportages te maken, maar om ouders en kinderen te begeleiden. Feit, mening en vermoeden lopen kriskras door een rapportage en zijn niet te onderscheiden.

Door tijd- en geldgebrek is het voor ons als advocaten meestal onmogelijk de rapportages te laten beoordelen door een andere deskundige. De mogelijkheid bestaat om via de rechtbank een second opinion te vragen. Een dergelijke procedure duurt echter geruime tijd, terwijl een kind over het algemeen al die tijd uit huis is geplaatst.

Gedragsdeskundige:
In het kader van de spoedmachtiging en de overige machtigingen in verband met gesloten plaatsingen dient een verklaring van een gedragsdeskundige te worden overgelegd. Door het Hof ’s-Gravenhage zijn aan deze verklaring eisen gesteld die moeten waarborgen dat de verklaring kan worden getoetst. Inmiddels is ons gebleken dat een gedragsdeskundige van jeugdzorg, onder het mom van tijdgebrek, een kind doorgaans maar 15 minuten spreekt, vervolgens een verklaring aflegt en zich daarbij kennelijk met name baseert op de stukken die door Jeugdzorg zijn opgesteld. Wij zijn van mening dat het beroven van iemands vrijheid een zeer ingrijpende maatregel is die zeer zorgvuldig moet worden genomen, zoals ook blijkt uit artikel 5 EVRM.

Als advocaat zijn wij verplicht voorafgaande aan een zitting te trachten onze cliënt te bezoeken in dergelijke zaken en met het kind een vertrouwensband op te bouwen. Dat lukt niet bij een bezoek van een kwartier. Wij zien het als onze plicht tijd te maken om op zorgvuldige wijze met het kind te spreken. Het is ons niet duidelijk waarom een gedragsdeskundige niet dezelfde zorgplicht zou hebben. We zijn van mening dat een gedragsdeskundige onmogelijk op basis van een gesprek van vijftien minuten kan toetsen of een kind gesloten dient te worden geplaatst. Een kind in een crisissituatie zal, zo menen wij, in de eerste vijftien minuten van een gesprek nooit meteen het achterste van de tong laten zien.

Juist nu blijkt dat sommige gedragsdeskundigen van de betrokken organisaties op zo’n kort gesprek met een kind hun oordeel baseren, zou het goed zijn wanneer er meer mogelijkheden zouden zijn om de inhoud van de stukken inhoudelijk kritisch te bekijken.

Als advocaat zijn wij betrokken bij onze cliënt en om die reden niet onafhankelijk. Wanneer wij de stukken en de feitelijke gang van zaken aantoonbaar weerspreken, legt dat weinig gewicht in de schaal. Jeugdzorg heeft immers het beste met het kind voor! Ook wanneer wij kunnen aantonen dat er zaken in de stukken niet kloppen wordt dat meestal met de mantel der liefde bedekt en gaat de rechtbank er vanuit dat jeugdzorg het belang van het kind voor ogen heeft. Op basis van het bestwil-criterium ziet de rechtbank veel door de vingers en wijkt regelmatig af van de letter van de wet. Dit dwingt de betrokken instanties niet tot zorgvuldig werken. En dat terwijl zorgvuldig werken juist in het belang is van alle betrokkenen.

Rapportages achterhaald:
Bij de verzoeken worden rapportages overgelegd. Opvallend is dat informatie uit deze rapportages vaak oud is en worden, zelfs als zaken aantoonbaar niet juist zijn, jaar in jaar uit in de rapportage herhaald.

Maar al te vaak maken wij mee dat in rapportages van jeugdzorg fouten en onjuistheden staan. Zaken worden uit de context getrokken, gaan een heel eigen leven leiden en komen telkens in procedures terug.

Niet naleven procedurele voorschriften door de vingers gezien:
Bij vrijwel iedere zitting blijkt dat jeugdzorg niet aan alle procedure-eisen die de wet stelt heeft voldaan. De verklaring van de gedragsdeskundige ontbreekt, er is geen indicatiebesluit, er is geen verzoek tot verlenging van de machtiging ingediend, er is geen vervoer voor het kind geregeld, stukken zijn niet naar de advocaat toegestuurd, et cetera.

Waar aan advocaten door de rechtbank, terecht, zeer stringente eisen worden opgelegd als het gaat om het voldoen aan de voorschriften, wordt van jeugdzorg veel door de vingers gezien. De wet wordt daarbij opgerekt of terzijde gesteld ‘in het belang van het kind’. Daarbij wordt in onze optiek te vaak het ‘bestwil-criterium’ gebruikt.

De wetgeving op dit gebied is nu juist opgesteld om alle actoren in het jeugdrecht te dwingen zorgvuldig te werken, het gaat immers om grote belangen! Door keer op keer het nalaten van jeugdzorg door de vingers te zien, wordt jeugdzorg niet gedwongen de wet na te leven. Dit gaat ten koste van de zorgvuldigheid van het proces.

Toetsing in hoger beroep van de spoedmachtigingen niet mogelijk:
Helaas blijkt het niet mogelijk de spoedmachtigingen in hoger beroep te laten toetsen. Zelfs wanneer meteen nadat de machtiging is gegeven appel wordt ingesteld, is de duur van de machtiging, tegen de tijd dat het appel door het Hof wordt behandeld, verstreken. In dat geval verklaart het Hof de appellant standaard niet-ontvankelijk en komt aan inhoudelijke toetsing niet toe.

Dit betekent dat er onvoldoende kritisch wordt gekeken naar uitspraken van rechters in deze zaken. Juist nu het om hele ingrijpende maatregelen voor een kwetsbare groep cliënten gaat, achten wij dit onaanvaardbaar.

Wij vinden het namelijk van belang dat de rechtbank kritisch toetst of een kinderbeschermende maatregel noodzakelijk is. Verdragsbepalingen van het EVRM en IVRK en de uitleg van het EHRM moeten leidraad zijn bij de beoordeling. De uitspraken moeten beter worden gemotiveerd. Dit is in het belang van kinderen, ouders en ook de kinderbeschermende organisaties zelf.

Wij willen deze brief positief eindigen. Wij merken dat veel gezinsvoogden, andere jeugdhulpverleners en rechters zich met hart en ziel inzetten voor kinderen. Aangezien wij het in het belang van onze cliënten, maar ook van de maatschappij als geheel, achten dat het jeugdrecht goed functioneert, hopen wij dat de discussiebijeenkomst tot vruchtbare uitkomsten zal leiden.
  • Th.Th.M.L Boersema (Dikkers & Boersema)
  • A.T. Bol (Van Riet Advocaten)
  • R.H.P. Feiner (Advokatenkollektief Rotterdam)
  • M. Huisman (Advokatenkollektief Rotterdam)
  • K. Logtenberg (Advokatenkollektief Rotterdam)
  • Ch.J. Nicolaï (Baars & Van Opijnen)
  • A.A.J. de Nijs (Advokatenkollektief Rotterdam)
  • M.P.G. Rietbergen (Rietbergen & Partners)
  • J.A. Smits (Rietbergen & Partners)
  • R.E. Tergau (Tergau van den Adel advocaten)
  • D.H. van Tongerlo (Van Vollenhoven advocaten)
  • J.J. Verbeke (advocatenkantoor Verbeke)

[1]Als wij jeugdzorg schrijven, bedoelen wij ook andere jeugdbeschermingsorganisaties, zoals de William Schrikkerstichting.


Gerelateerde artikelen over de doorgeschoten Jeugdzorg bij Vaderkenniscentrum:

woensdag, december 03, 2008

210. Overzicht van alle wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering a.g.v. Wetsontwerp 30.145 (Voortgezet Ouderschap Na Scheiding)

Bron: Mr Ir P.J.A. Prinsen

Zie ook:


Overzicht van alle wijzigingen a.g.v. Wetsontwerp 30.145 in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering:

Zesde Titel. Rechtspleging in zaken betreffende het Personen- en Familierecht

De Zesde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

Eerste afdeling. Rechtspleging in andere dan scheidingszaken



Artikel 812

1. Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de artikelen 253s, 261, 326 en 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zonodig met behulp van de sterke arm.

A0

Artikel 812 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Voor de tekst van artikel 812 wordt de aanduiding

“1.”

geplaatst.


2.

Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Een beschikking als bedoeld in artikel 253a, eerste en tweede lid, of artikel 377a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan slechts met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voorzover dit bij die beschikking is bepaald.

Artikel 813

1. Het openbaar ministerie verleent zo nodig zijn medewerking:

a. tot de voorgeleiding van een minderjarige voor de rechter ingevolge artikel 809 van dit Wetboek;

b. tot de overbrenging van een minderjarige in verband met een uithuisplaatsing ingevolge de artikelen 261, en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

c. tot de afgifte van minderjarigen, als bedoeld in artikel 812;

d. tot de tenuitvoerlegging der beschikkingen, bedoeld in artikel 278, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die door het openbaar ministerie is aangewezen om de in lid 1 bedoelde medewerking te verlenen, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.


Tweede afdeling. Rechtspleging in scheidingszaken


§ 1. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed


Artikel 814 [Vervallen per 01-01-2002]


Artikel 815

1. Onverminderd het in artikel 278, eerste lid, bepaalde vermeldt het verzoekschrift:

a. de naam, de voornamen en voorzover bekend de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de echtgenoot die niet de verzoeker is;

b. voorzover bekend de naam van diens raadsman;

c. de naam en de voornamen en voorzover bekend de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen.



A

Artikel 815 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het vijfde tot en met het zevende lid worden na het eerste lid drie leden ingevoegd, luidende:

2. Het verzoekschrift bevat een ouderschapsplan ten aanzien van:

a. hun gezamenlijke minderjarige kinderen over wie de echtgenoten al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen;

b. de minderjarige kinderen over wie de echtgenoten ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag gezamenlijk uitoefenen.

3. In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:

a. de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vormgeven;

b. de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;

c. de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.

4. Het verzoekschrift vermeldt over welke van de gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor. Tevens vermeldt het verzoekschrift op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.

25. Bij de indiening van het verzoekschrift moeten worden overgelegd:

a. een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte;

b. bescheiden betreffende de gronden waarop de rechter ingevolge artikel 4 rechtsmacht heeft;

c. een afschrift of uittreksel van de akte van geboorte van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen;

d. de processtukken die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, bedoeld in de artikelen 822 en 823, indien deze zijn gevraagd;

e. indien het een verzoek tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed betreft: een authentiek afschrift van de rechterlijke uitspraak waarbij de scheiding van tafel en bed is uitgesproken.


36. Indien de stukken, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

2.

Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. Indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, of de stukken, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

47. Indien ten behoeve van minderjarige kinderen voorzieningen moeten worden getroffen, zendt de griffier onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de raad voor de kinderbescherming.


Artikel 816

1. Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploit vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken. Het exploit vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een procureur. Het originele exploit moet ter griffie worden ingediend.

2. Het tijdstip dat ingevolge lid 1 in het exploit moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.

3. Indien het bepaalde in lid 1 of lid 2 niet in acht is genomen, of indien het exploit anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing.

4. Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.

5. Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn bedoeld in lid 4, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.


Artikel 817

1. Betreft het een verzoek van een der echtgenoten, terwijl de andere echtgenoot op grond van een geestesstoornis verblijft in een ziekenhuis, verpleeghuis, verpleeginrichting of een psychiatrische inrichting als bedoeld in het derde lid, dan vermeldt het verzoekschrift het feit van dit verblijf.

2. In het geval bedoeld in het eerste lid beveelt de rechter het bureau rechtsbijstandvoorziening in het ressort waarbinnen deze echtgenoot verblijf houdt, indien deze nog geen advocaat heeft, aan hem een advocaat toe te voegen en bepaalt hij tevens een nieuwe termijn voor het indienen van een verweerschrift. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoeding die de advocaat ontvangt voor de door hem verleende rechtsbijstand.

3. Onder een psychiatrische inrichting wordt verstaan een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Stb. 1992, 669).


Artikel 818

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 279, eerste lid, kan een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven indien er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken en er, wanneer het een verzoek van een der echtgenoten betreft, niet tijdig verweer is gevoerd.



B

In artikel 818 wordt onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De rechter kan de echtgenoten naar een mediator verwijzen met als doel om de echtgenoten in onderling overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te laten komen indien het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting daartoe aanleiding geeft.

3. Op een eensluidend mondeling of schriftelijk verzoek van de echtgenoten wordt de behandeling niet aangevangen of voortgezet voor het verstrijken van een door hen aangeduide termijn, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding.

4. Indien tijdig een verweerschrift is ingediend dat een zelfstandig verzoek bevat, vangt de behandeling niet aan voordat tegen dit verzoek een verweerschrift is ingediend dan wel de daarvoor geldende termijn ongebruikt is verstreken.

5. De behandeling geschiedt, indien mogelijk, in één zitting.

6. De artikelen 802 en 803 zijn van overeenkomstige toepassing.


Artikel 819

Betreft het een gemeenschappelijk verzoek, dan kan de rechter de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.

Ba

Artikel 819 komt te luiden:

Artikel 819

De rechter kan op verzoek van de echtgenoten of van een van hen de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.

Artikel 820

1. In afwijking van het bepaalde van artikel 358, tweede lid, kan een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen, tegen een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen, hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk bekend is gemaakt.

2. De openlijke bekendmaking geschiedt door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant. Het uittreksel bevat de dagtekening van de beschikking en de aanduiding van de rechter die haar heeft gewezen, alsmede de naam, voornamen en woonplaats van ieder der echtgenoten.

3. Indien hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld tegen een beschikking als bedoeld in het eerste lid, moet de griffier van het gerecht waarbij dit beroep is ingesteld, terstond het gerecht dat de bestreden beschikking heeft gegeven, daarvan op de hoogte stellen.

4. Indien een echtgenoot slechts hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingesteld tegen een beslissing omtrent nevenvoorzieningen, kan de andere echtgenoot na het verstrijken van de voor het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel geldende termijn of na berusting geen beroep meer instellen tegen de uitspraak voorzover daarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen.

5. In hoger beroep en in cassatie zijn de artikelen 802, 803 en 817 van overeenkomstige toepassing.


Artikel 820a [Vervallen per 01-04-1995]


§ 2. Voorlopige voorzieningen


Artikel 821

1. In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan ieder der echtgenoten bij verzoekschrift voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823 vragen. Een voorlopige voorziening kan worden gevraagd tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 haar kracht verliest.

2. De behandeling ter terechtzitting vangt niet later aan dan in de derde week volgende op die waarin de voorziening is gevraagd.

3. De rechter beslist zo spoedig mogelijk na de behandeling ter terechtzitting.

4. De beschikking houdende voorlopige voorzieningen, gegeven voordat een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan, verliest haar kracht, indien niet binnen vier weken na haar dagtekening een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan.

5. De artikelen 810 en 812 zijn van overeenkomstige toepassing.


Artikel 822

1. De rechter kan bij beschikking voor de duur van het geding:

a. bepalen dat één der echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;

b. bevelen dat ieder der echtgenoten aan de andere echtgenoot beschikbaar zal stellen de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkend, alsmede de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik van de kinderen;

c. bepalen aan wie der echtgenoten ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen zal worden toevertrouwd, waarbij tevens, indien het kind niet reeds in de macht van die echtgenoot mocht zijn, de afgifte van dat kind aan hem zal worden bevolen, en bovendien het bedrag bepalen dat de andere echtgenoot voor de verzorging en opvoeding van ieder der kinderen moet betalen;


d. een regeling vaststellen inzake de omgang tussen het kind en de echtgenoot aan wie het kind niet is of zal worden toevertrouwd alsmede inzake het verschaffen van informatie over het kind aan dan wel de raadpleging van deze echtgenoot;

C

Artikel 822, eerste lid, onder d komt te luiden:

d. een regeling vaststellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of de omgang tussen het kind en de echtgenoot die niet het gezag uitoefent alsmede inzake het verschaffen van informatie dan wel het raadplegen van de echtgenoten over de minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

e. het bedrag bepalen dat de ene echtgenoot moet betalen voor het levensonderhoud van de andere echtgenoot.

2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, vangen aan op de dag van de dagtekening der beschikking, tenzij de rechter een eerdere of latere aanvangsdag heeft vastgesteld.


Artikel 823

1. De rechter is bevoegd op verzoek van een echtgenoot of van de raad voor de kinderbescherming een kind onder toezicht te stellen als bedoeld in artikel 254 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek.

2. Artikel 826 is niet van toepassing.


Artikel 824

1. Tegen de op grond van artikel 822 gegeven beschikkingen en tegen de beschikkingen tot wijziging of intrekking daarvan staan geen hogere voorzieningen open, behoudens cassatie in het belang der wet.

2. Op een verzoek van de echtgenoten of van één van hen kan een beschikking, als bedoeld in artikel 822, door de rechtbank die of het gerechtshof dat de beschikking heeft gegeven, worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening der beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Artikel 821, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.


Artikel 825

Als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, bedoeld in artikel 290, van de bescheiden die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, worden aangemerkt de echtgenoten met dien verstande dat in zaken betreffende minderjarigen artikel 811 van toepassing is.


Artikel 826

1. De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of zodra de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:

a. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel a , haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, in kracht van gewijsde gaat;

b. indien een verzoek tot voorziening in het gezag is gedaan of door de rechter ambtshalve in het gezag wordt voorzien, de voorlopige voorzieningen die op de kinderen betrekking hebben, hun kracht behouden totdat het gezag overeenkomstig artikel 253p van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is begonnen;

c. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel e , haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 157 van het Eerste Boek van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, bij toewijzing voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt dan wel bij afwijzing in kracht van gewijsde gaat.

2. De voorlopige voorzieningen verliezen eveneens hun kracht zodra een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt ingetrokken, alsmede zodra een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt afgewezen, in kracht van gewijsde gaat.


§ 3. Nevenvoorzieningen


Artikel 827

1. Ingeval de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, kan de rechter als nevenvoorziening de navolgende voorzieningen treffen:

a. toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot;

b. voorzieningen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen;


c. voorzieningen betreffende het gezag over, de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen der echtgenoten;

alsmede, ingeval de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken:

D

Artikel 827, eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

d. toepassing van artikel 165, eerste lid, of van artikel 175, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

e. toepassing van artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

f. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e,mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.


2. Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 808, 809, eerste lid, 810, 810a , 811 en 812 van toepassing, en komt, in afwijking van het bepaalde in artikel 358, het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voorzover dezen tot het gezag bevoegd zijn, alsmede aan de raad voor de kinderbescherming.

3. Indien aan de rechter blijkt dat een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot als voorwaarde is verbonden aan verlening van bijstand, stelt de rechter de gemeente die de voorwaarde heeft gesteld, in de gelegenheid schriftelijk of ter terechtzitting haar mening omtrent de vordering kenbaar te maken.


§ 4. Ontbinding van een geregistreerd partnerschap


Artikel 828

Op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap zijn de bepalingen over de rechtspleging in scheidingszaken van overeenkomstige toepassing met uitzondering van artikel 819 en de bepalingen verband houdende met minderjarige kinderen.

E

In artikel 828 vervalt:

met uitzondering van artikel 819 en de bepalingen verband houdende met minderjarige kinderen.