maandag, maart 31, 2008

73. Tweede Kamerlid mr. Jan de Wit reageert op editorial 'Gelijkwaardig ouderschap' van justitie ambtenaar mv. mr. drs. J. Kok in familierechtblad

Een reactie op het artikel 'Gelijkwaardig ouderschap', van mr. drs. J. Kok [1]
Bron :: Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht; Aflevering 2008-2; 19; Reacties

Door mr. J. de Wit [2]

In het editorial van het oktobernummer van 2007 van dit tijdschrift becommentarieert mevrouw mr. drs. J. Kok het amendement gelijkwaardig ouderschap, dat een nieuwe norm aanbrengt in het wetsvoorstel bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige echtscheiding (Kamerstukken II 2006/07, 30 145). Haar conclusie dat ze er graag van uit gaat 'dat de rechtspraak wel wijzer zal zijn en de norm niet op deze wijze ('het kind wordt speelbal van strijdende ouders') zal gaan uitleggen' vraagt om een reactie van de indiener van dit amendement.

Ten eerste verdient de stelling van mevrouw Kok dat het amendement een krappe meerderheid behaalde een relativering. De VVD heeft tijdens de regeling van werkzaamheden op 20 juni 2007 (acht dagen na de stemmingen over dit wetsvoorstel en de amendementen) laten weten geacht te willen worden voor mijn amendement gestemd te hebben. Dit is niet erg opmerkelijk, gezien het feit dat de formulering van het gelijkwaardig ouderschap niet nieuw is maar eerder is gebruikt in het initiatiefwetsvoorstel van de heer Luchtenveld (inderdaad, lid van de VVD). Zo bezien hebben alleen de PvdA en de ChristenUnie tegen het amendement gestemd, en dat is toch een aanzienlijke minderheid aan tegenstemmers.

Interessanter zijn natuurlijk de inhoudelijke overwegingen die mij er toe gebracht hebben dit amendement in te dienen. Uitgangspunt bij iedere echtscheiding (of het beëindigen van een samenleving) waarbij een kind betrokken is moet steeds zijn dat het kind recht behoudt op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Het is principieel een juiste keuze dat gelijkwaardig ouderschap de norm wordt, waarvan zonodig kan worden afgeweken. De ene ouder heeft niet meer rechten dan de andere ouder, beide ouders zijn en blijven gelijkwaardig, ook na echtscheiding of het eindigen van de samenleving. Deze norm in de wet geeft ouders een uitgangspositie om gezamenlijk tot een bij hun situatie passende oplossing te komen. Indien er geschillen ontstaan moet ook de rechter bij de beslechting daarvan het uitgangspunt hanteren dat beide ouders gelijkwaardig zijn, en het kind recht heeft op opvoeding en verzorging door beide ouders. Wanneer de rechter in het belang van het kind tot een beslissing komt, die op het eerste oog geen recht doet aan dit uitgangspunt, zal de rechter dit bijzonder goed moeten motiveren. De huidige praktijk is dat het kind soms al snel aan een van beide ouders (vaak de moeder) wordt toegewezen. Dit doet geen recht aan de gelijkwaardigheid van beide ouders en is (in tegenstelling tot wat wel gesuggereerd wordt) nou juist niet in het belang van het kind. Het is in het belang van het kind dat het contact heeft en verzorgd wordt door beide ouders. Ik ben dan ook blij met de ruime steun in de Tweede Kamer en hoop op instemming van de Eerste Kamer.

Over de uitspraak van de Rechtbank Haarlem, waarin is bepaald dat de kinderen in de woning blijven en dat afwisselend de vader en de moeder bij de kinderen in de woning verblijven, heb ik uitdrukkelijk gezegd dat dit een voorbeeld is dat inhoud geeft aan gelijkwaardig ouderschap. Dit kan immers een uitstekende oplossing zijn, en dat kan ook gelden voor andere vormen van co-ouderschap. In eerste instantie proberen de ouders samen tot een oplossing te komen en wanneer dat niet lukt beslist de rechter. Dat dit niet in alle gevallen zal leiden tot een 50-50% verdeling is evident, maar waarom de norm van gelijkwaardig ouderschap naar de mening van mevrouw Kok de kans vergroot dat het kind tot speelbal wordt gemaakt van strijdende ouders is mij niet duidelijk. Integendeel, juist in de huidige praktijk waarbij de beide ouders aan het kind trekken met alle stuitende taferelen van dien is het kind te vaak speelbal van zijn ouders. De norm na echtscheiding wordt nu gelijkwaardigheid. Dat schept duidelijkheid en kan een heleboel ellende voorkomen.

Verder stelt mevrouw Kok dat ouders 'uiteraard' gelijkwaardig zijn en dat dit nu reeds juridisch tot uitdrukking komt in het uitoefenen van het gezamenlijk gezag. Hiermee wordt gesuggereerd dat het amendement overbodig zou zijn, maar dat is niet zo. Mevrouw Kok ziet over het hoofd dat de situatie na echtscheiding of het eindigen van de samenleving een fundamenteel andere is dan in de periode tijdens huwelijk of samenleven. Twee partijen gaan uit elkaar en moeten met het oog op die nieuwe situatie nieuwe afspraken maken. Het is dan goed dat beide partijen weten dat dat moet gebeuren op basis van gelijkwaardigheid. Het uitdrukkelijk vastleggen van de norm gelijkwaardig ouderschap moet aan deze gelijkwaardigheid bij gaan dragen. De rechter moet daaraan de gemaakte afspraken toetsen en als hij zelf een oplossing moet zoeken (omdat beide partijen er niet uitkomen) is dat ook voor de rechter richtsnoer.

Ik hoop en verwacht dat de rechtspraktijk wijs zal zijn, tot zover net als mevrouw Kok. Het uitoefenen van de rechtspraktijk kan echter in volledige wijsheid, juist met de rechtsnorm gelijkwaardig ouderschap.

________________________________________
Voetnoten:
[1] Editorial Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht; oktober 2007, 98.
[2] Mr. J. de Wit is Tweede Kamerlid voor de SP en indiener van het amendement gelijkwaardig ouderschap.
________________________________________

Zie voor meer informatie ook:

  1. Justitieambtenaar Jeanette Kok ontraadt in een editorial in het oktober-2007-nummer van het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht aan rechters de uitvoering van de rechtsnorm "gelijkwaardig ouderschap" in de rechtspraktijk
  2. Breaking news 12 juni 2007 - Tweede Kamer kiest voor gelijkwaardig ouderschap na scheiding
  3. Eindversie van het in de Tweede Kamer aangenomen Wetsvoorstel 30145 zoals dat naar de Eerste Kamer is gestuurd
  4. Ook VVD stemde op 12 juni 2007 vóór gelijkwaardig ouderschap

dinsdag, maart 25, 2008

72. Jaarbericht Kinderrechten 2008, Defense for Children en de door de jeugdzorgsector en Den Haag buitenspel gezette ouders en burgers

Inleiding
Eenieder die al wat langer meeloopt in de wereld van jeugdzorg en kinderbescherming weet genoegzaam dat de Nederlandse stichting Defense for Children, die het civic-society-rapportagetraject inzake de naleving in Nederland van kinderrechten naar de VN geheel in handen heeft eigenlijk geen burgerorganisatie is, maar dat het hier in feite gaat om het papagaaiencircuit rondom de professionele kinderbeschermings- en jeugdzorgsector, waarbij de belangenbehartigers uit deze sector zichzelf voor de gelegenheid in een burgerjasje hebben gestoken om zo via Defense for Children en de VN druk uit te oefenen op de Nederlandse politiek.

Wat dat betreft hebben de Nederlandse kinderbescherming en jeugdzorg middels Defense for Children en andere organisaties - het gaat steeds om stichtingen nooit om verenigingen - de in het VN-verdrag geopende weg voor burgers en ouders om misstanden rond kinderen in Nederland aan de VN te melden in het daarvoor bedoelde NGO(*)- of civic-society- rapportagetraject naar de VN-Commissie voor de Rechten van het Kind volledig dichtgetimmerd, afgesloten en gemonopoliseerd voor zichzelf.

Alle burgerkritiek op kinderbescherming en jeugdzorg is daarmee genoegzaam de weg afgesneden en men gebruikt dat kanaal sinds het toetreden van Nederland tot het VN-verdrag in 1995 nu sinds ruim een decennium uiterst succesvol om via de VN de Nederlandse politiek met een U-bocht onder druk te zetten om aan de eigen sectorbelangen tegemoet te komen. Het VN Mensenrechtenverdrag voor de Rechten van het Kind is daarmee sinds haar invoering in 1981 verworden tot een Verdrag voor de Rechten van Kinderbeschermers en Jeugdzorgers. Het is triest maar waar.

De Nederlandse politiek en overheid moeten van dit buiten spel zetten van gewone burgers en ouders in het civic-society-rapportagetraject naar het VN-verdrag ook collaboratief op de hoogte zijn, want de Haagse regenten laten zich kennelijk graag voor dit karretje - waarin Nederlandse ouders en burgers buitenspel worden gezet - spannen. Dit dichttimmerende spel van wisselende petten gaat ook hoe langer hoe verder. Het aantal sectorale 'stichtingen' neemt de laatste tijd vanwege het enorme succes ervan sterk toe. Er is sprake van een ware wildgroei. Ook heb ik laatstelijk medewerkers van de Raden voor de Kinderbescherming en de Bureau's Jeugdzorg vermoedelijk in werktijd maar zichzelf presenterend en vermomd als vermeende verontruste burgers en 'kinderrechtenactivisten' namens de Stichting Raak - een andere stichting uit het conglomeraat aan 'civic-society'-stichtingen waarachter in Nederland kinderbeschermings- en jeugdzorgbelangen schuil gaan - zelfs zien folderen naar Tweede Kamerpolitici bij de ingang van het gebouw van de Tweede Kamer en op congressen.

Deze situatie verklaart ook waarom in de afgelopen 12 jaar sinds het toetreden van Nederland tot het verdrag voor de rechten van het kind in 1995 nog nooit in de Nederlandse Civic Society rapportages naar de VN enige aandacht werd besteed aan de (negatieve) gevolgen van het epidemisch aantal scheidingen voor Nederlandse kinderen of zelfs maar gerapporteerd werd over de inmiddels wijd en zijd bekende schade die scheidingskinderen daarbij ondervinden van de eenouderschapspraktijken met omgangsfrustratie in het familierecht resulterend in kinderen die op grote schaal opgroeien in vaderloze gezinnen. Niet naleving van omgangsregelingen kwam kortom nog nooit in de Nederlandse kinderrapportages naar de VN aan de orde, want dat is niet in het belang van dezelfde kinderbechermings- en jeugdzorgorganisaties die ook de familierechter in Nederland adviseren, alsook de uitvoering van beschikkingen in beheer hebben en dus zelf mede verantwoordelijk dragen voor de gecreëerde vaderloze samenleving. Ook wordt er in de Defense for Children rapportages nooit veel woorden vuil gemaakt aan de naleving in Nederland van de artikelen 5, 7 en 9 uit het verdrag voor de rechten van het kind (zie beneden).

Ook dit jaar weer niet. Met veel tamboer presenteerden de sectorvertegenwoordigers van kinderbescherming en jeugdzorg voor de gelegenheid weer gestoken in hun "burgerjasjes" van Defense for Children en Unesco en omgedoopt als 'kinderrechtenvertegenwoordigers ' hun "Jaarbericht Kinderrechten 2008", dat beter herdoopt zou kunnen worden tot "Jaarbericht Kinderbeschermings- en Jeugdzorgrechten 2008", aan Minister Rouvoet van Jeugd en Gezin.

Lees hieronder meer over dit jaarbericht 2008 en de reactie van de minister Rouvoet daarop in het spreekwoordelijke onderonsje in Haagse kringen waarbij men liever geen betrokken burgers en ouders hoort of ziet.

Als speerpunt 2008 wenste men zich bij jeugdzorg en kinderbescherming van de bewindsman dit jaar nu weer de installatie van een eigen kinderombudsman uit jeugdzorg- en kinderbeschermingskring ter uitbreiding van de reeds bestaande greep en invloed op beleid en politiek.

En dit ging - tot mijn verbazing moet ik eigenlijk zeggen - zelfs minister Rouvoet, die zich tot nu toe graag vereenzelvigt met deze ongecontroleerde en grenzeloos machtige en zelfgenoegzame sector, toch een stap te ver. Hij zag meer in de onafhankelijke Nationale Ombudsman, een oordeel dat ik in elk geval geheel met hem kan delen.

Maar daarmee is het grondprobleem van een ongecontroleerde en grenzeloos machtige en zelfgenoegzame sector die burgers en ouders volledig buitenspel heeft gezet en met haar lange arm tot in de VN-Commissie voor de Rechten van het Kind reikt nog geenszins opgelost zou ik de minister daarbij mee willen geven. Er zijn immers voor deze machtige ondoorzichtige sector eenvoudigweg nergens door de politiek onafhankelijke checks en balances en grenzen ingesteld of ingebouwd, men is volledig autonoom. Een reus op lemen voeten in de werkelijkheid dat wel, maar dat deert deze sector eigenlijk nergens.

Binnenkort wordt de minister of een van zijn ambtenaren ongetwijfeld weer voor de VN-Commissie voor de Rechten van het Kind in Geneve op het matje geroepen om er zich daar voor te moeten verantwoorden waarom hij geen kinderombudsman heeft geïnstalleerd. De sector heeft wat dat betreft eigenlijk ook ons parlement niet eens meer nodig. Let maar op mijn woorden.

Peter Tromp

Vaderkenniscentrum

(*) Een zgn. NGO is een Non-Gouvernementele Organisatie, een niet overheidsorganisatie dus. Het zou daarbij eigenlijk moeten gaan om eigenorganisaties van vrije burgers, maar in Nederland hebben semi-overheidsorganisaties en semi-ambtenaren deze weg voor burgers geheel afgesneden en dichtgetimmerd met een waar woud van kleurrijke semi-overheidsstichtingen. De overheid kiest hieruit zijn eigen en welgevallige NGO's en zet zo in Nederland en internationaal haar burgers buitenspel en snijdt hen de weg af om georganiseerd hun mening te laten horen en invloed uit te kunnen oefenen. Dit is bewust en beproefd beleid bij de Nederlandse overheid en vindt plaats door middel van een complex en verstikkend systeem van accrediterings-, erkennings-, privilegerings- en financierings- en subsidieregelingen waarmee vrije burgers het recht en de mogelijkheden ontnomen wordt om zich te organiseren en georganiseerd hun invloed bij beleidsmakers aan te wenden.
De civic society is daarmee haar stem en invloed ontnomen. Het betreft hier een van de grootste kwaden en degeneraties van het Nederlandse democratische bestel.





Rouvoet: Naleving kinderrechten moet duidelijke plek krijgen
Jeugd en Gezin | Nieuwsbericht, 21 januari 2008

De naleving van de rechten van kinderen in Nederland moet beter. Rouvoet onderschrijft deze conclusie van het Jaarbericht Kinderrechten van Unicef en Defence for Children.

Dat zei Rouvoet vandaag toen hij het eerste Jaarbericht Kinderrechten in ontvangst nam. Unicef en Defence for Children International Nederland geven in dit rapport een beeld van de situatie van kinderen in Nederland. 

Volgens deze organisaties scoort Nederland een onvoldoende op het naleven van de kinderrechten in eigen land. Zij pleiten daarom voor een kinderombudsman. Minister Rouvoet onderschrijft het belang dat kinderrechten blijvend een duidelijke plek moeten krijgen. Maar hij is geen voorstander van het oprichten van opnieuw een apart instituut. ‘Ik ben in gesprek met de Nationale Ombudsman om te kijken hoe de kinderrechten daar een eigen plek kunnen krijgen.’

Rouvoet nam het rapport ‘met gemengde gevoelens aan. Enerzijds betekent het dat ik weer meer informatie tot mijn beschikking krijg over de positie van kinderen in Nederland. Anderzijds is het nooit leuk als er stevige noten worden gekraakt over onderdelen van het jeugdbeleid.’, aldus Rouvoet.
Rouvoet gaf aan dat er de afgelopen jaren al veel is gebeurd op het vlak van kinderrechten. Zoals de invoering van Centra voor Jeugd en Gezin, het Actieplan Aanpak Kindermishandeling waarmee veel eerder signalen van kindermishandeling worden opgepikt en hulpverlening op gang kan komen, maatregelen om voortijdig schooluitval te voorkomen, en extra geld om wachtlijsten in de jeugdzorg tegen te gaan. ‘Maar we zijn er nog niet. Het is mijn persoonlijke missie om de positie van het kind en de jongere verder te versterken.’ Dat kost tijd. ‘Was het maar waar dat je van de ene op de andere dag de resultaten hiervan zichtbaar kan maken. 
Verwijzingen


Reactie Minister voor Jeugd en Gezin op Jaarbericht Kinderrechten 2008

Van: Programmaministerie voor Jeugd en Gezin,
Postbus 16166; 2500 BD DEN HAAG
Telefoon (070) 340 50 30; Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres: Parnassusplein 5; 2511 VX DEN HAAG
Internetadres: www.jeugdengezin.nl
Aan: De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018; 2500 EA DEN HAAG
Onderwerp: Jaarbericht Kinderrechten 2008
Kenmerk: DJENG/AJG-2833742
Datum: 5 maart 2008

Inleiding
De algemene commissie voor Jeugd en Gezin heeft mij verzocht om een reactie te geven op het Jaarbericht Kinderrechten 2008 van Defence for Children International (DCI) en Unicef Nederland. Mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Justitie geef ik u hierbij onze reactie, waarbij achtereenvolgens kindermishandeling, jeugdzorg, vreemdelingenbeleid, jeugdstrafrecht en armoede aan de orde komen.

Op 21 januari heb ik het Jaarbericht Kinderrechten 2008 in ontvangst genomen uit handen van de directeuren van DCI en Unicef Nederland.

Bij die gelegenheid heb ik aangegeven dat ik blij ben met dit rapport. Als eerste Nederlandse minister voor Jeugd en Gezin acht ik het van groot belang, dat er aandacht wordt gevraagd voor de uitvoering van het Internationale verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) in Nederland. De bewindslieden van Justitie zijn dezelfde mening toegedaan. Zoals ik al eerder heb aangegeven bij de presentatie van mijn programma “Alle kansen voor alle kinderen” is het IVRK het kader voor mijn beleid.

In het Jaarbericht Kinderrechten 2008 geven DCI en Unicef Nederland aan dat zij verheugd zijn met de instelling van een ministerie voor Jeugd en Gezin en de toegenomen aandacht voor kinderen en kinderrechten in Nederland. Zij noemen hierbij onder andere het programma “Alle kansen voor Alle Kinderen”, en het “Actieplan Aanpak Kindermishandeling, Veilig Thuis”. Zij constateren dat we in Nederland op de goede weg zijn, maar dat er nog veel te doen is. Die conclusie deel ik.

Kinderrechten gelden voor elk kind. Elk kind heeft het recht om gezond, veilig en met plezier op te kunnen groeien, en zijn talenten te kunnen ontwikkelen. De meeste kinderen kunnen dit ook, maar, zoals ik ook in ”Alle kansen voor alle kinderen” heb gemeld, staan we nog voor een aanzienlijke opdracht: we moeten kinderen en gezinnen met problemen eerder en beter helpen. De verbeteringen waar men in het jaarbericht Kinderrechten aandacht voor vraagt, komen voor een groot deel overeen met de prioriteiten uit mijn beleidsprogramma.

Kindermishandeling
Ik deel de conclusie uit het jaarbericht, dat er nog teveel kinderen in aanraking komen met verschillende vormen van kindermishandeling. Daarom heb ik vorig jaar juli het Actieplan aanpak kindermishandeling “Veilig Thuis” uitgebracht waarin ik aangeef op welke wijze ik de bestrijding van kindermishandeling wil aanpakken. Een belangrijk onderdeel van die aanpak is de landelijke uitrol van de succesvolle RAAK-methodiek, zoals ook bepleit wordt in het Jaarbericht Kinderrechten. Samen met de minister van Buitenlandse Zaken wil ik in 2009 een internationaal congres organiseren in Nederland waar, in het verlengde van de VN-studie over geweld tegen kinderen van professor Pinheiro, aandacht wordt gevraagd voor het tegengaan van geweld, ook buitenshuis, tegen kinderen, in het bijzonder geweld tegen meisjes.

Jeugdzorg
Wat betreft de jeugdzorg meldt het Jaarbericht, dat het goed is dat er in 2007 veel stappen gezet zijn om de jeugdzorg te verbeteren, zowel kwalitatief als kwantitatief. Daarbij gaat het om verdere professionalisering van de sector, maar natuurlijk ook om het terugdringen van de wachtlijsten, een onderwerp dat mijn voortdurende aandacht heeft. Op 4 februari heb ik uw Kamer per brief mijn zorg gemeld over de toename van het aantal kinderen dat te lang moet wachten op de zorg die zij nodig hebben. In deze brief is meegedeeld dat ik met de provincies in gesprek ga over knelpunten en het onderling uitwisselen van de opgebouwde expertise en goede voorbeelden. Zoals ik u tijdens het debat over de wachtlijsten op 14 februari jl. heb gemeld, overleg ik op 12 maart 2008 met de provincies over mijn bevindingen. Ik zal u zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten daarvan. De constatering in het Jaarbericht dat de opvang van kinderen in Nederland er nog steeds op gericht is om kinderen in instellingen te plaatsen, deel ik niet. Mijn beleid is erop gericht om zoveel mogelijk het recht op een gezinsleven te garanderen. Het is mijn ervaring dat ook de professionals werken vanuit deze pedagogische visie. Als thuis opgroeien niet mogelijk is, heeft opgroeien in een pleeggezin de voorkeur boven plaatsing in een residentiële instelling. Waar nodig snijden we het beleid nog beter toe op dit principe. Zo heeft dit geleid tot recente aanpassingen van de methoden voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen. De maatregel van de ondertoezichtstelling is gericht op het versterken van de pedagogische vaardigheden van de ouders zodat zij de verantwoordelijkheid voor hun kinderen weer (zelfstandig) kunnen dragen. Wanneer de situatie het niet toelaat dat een kind bij zijn ouders blijft zal het, in het kader van een OTS of na de beëindiging van het gezag van de ouders, in een pleeggezin worden geplaatst. Plaatsing van een kind in een pleeggezin heeft nadrukkelijk de voorkeur boven plaatsing in een residentiële instelling. Het kan evenwel voorkomen dat plaatsing in een pleeggezin niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege de ernst van de ontwikkelings- of gedragsproblemen.

Vreemdelingenbeleid
Voor wat betreft de gesignaleerde knelpunten in het vreemdelingenbeleid verwijs ik naar de brief die de Staatssecretaris van Justitie op 29 januari 2008 (TK 2007-2008, 29344, nr. 66) aan uw Kamer heeft gezonden. In deze brief is aangegeven hoe de uitgangspunten van het IVRK hun weerslag krijgen in het beleid inzake vrijheidsontneming van gezinnen met kinderen in het kader van het vreemdelingenbeleid. Zo wordt in beginsel gekozen voor vrijheidsbeperking in plaats van vrijheidsontneming en wordt de duur van vrijheidsontneming sterk beperkt. De vrijheidsbeperkende locatie die momenteel in Ter Apel is gevestigd, is breed opengesteld voor gezinnen waarvan het vertrek wordt voorbereid. De locaties waar de vrijheidsontneming van gezinnen plaats vindt krijgen een meer kindvriendelijke uitstraling en zullen voorzien in een voor minderjarigen geschikt dagbestedingsprogramma. De positie van kinderen in het vreemdelingenbeleid heeft de aandacht van de Staatssecretaris van Justitie. Zij beziet op dit moment waar in dat beleid verbeteringen aangebracht kunnen worden. Naar verwachting zal zij uw Kamer hierover in het najaar van 2008 nader informeren.

Jeugdstrafrecht
Voor het jeugdstrafrecht is de minister van Justitie primair verantwoordelijk. Het jeugdstrafrecht - en meer in het algemeen de aanpak van jeugdcriminaliteit – wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak. Het jeugdstrafrecht heeft eigen strafmodaliteiten waarbij veel aandacht uitgaat naar heropvoeding. Het corrigeren van het gedrag van de jeugdige maakt daarvan deel uit. Een recent voorbeeld is de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen, die op 1 februari 2008 in werking is getreden. Deze wet maakt het mogelijk alle straffen en maatregelen uit het jeugdstrafrecht te combineren en legt verbindingen met de jeugdzorg. Met de invoering van de gedragsbeïnvloedende maatregel krijgt de rechter meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en worden alternatieven voor detentie geboden.

Toepassing van volwassenenrecht bij 16- en 17-jarigen vindt op zeer beperkte schaal plaats. In zeer bijzondere omstandigheden wanneer de rechter daartoe aanleiding ziet in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, kan het volwassenenrecht worden toegepast. De rechter maakt van deze bepaling slechts in uitzonderingsgevallen gebruik.

Minderjarigen kunnen evenals volwassenen in aanmerking komen voor gesubsidieerde eerstelijns rechtsbijstand door het Juridisch Loket en verdergaande rechtsbijstand door een rechtsbijstandverlener. Wanneer het gaat om jeugd- of volwassenenstrafrecht zal de verdergaande rechtsbijstand worden verleend door een daarin gespecialiseerde advocaat. Tijdens de inverzekeringstelling is er desgewenst sprake van een intensieve begeleiding van de advocaat voor en na de politieverhoren, bijvoorbeeld wanneer de verdachte eerst zijn advocaat wil spreken alvorens hij opnieuw gehoord wordt door de politie. Er bestaat echter geen recht in Nederland voor ouders en advocaten om aanwezig te zijn bij politieverhoren. In de praktijk wordt echter de advocaat op verzoek van de minderjarige verdachte regelmatig bij het verhoor toegelaten. Op dit moment worden – onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie – voorbereidingen getroffen voor een experiment waarbij de advocaat in de gelegenheid wordt gesteld om aanwezig te zijn bij het (eerste) politieverhoor van verdachten van een voltooid levensdelict gedurende de eerste fase van het opsporingsonderzoek (verhoren voorafgaand aan en tijdens de inverzekeringstelling). Het experiment, dat in twee politieregio’s wordt uitgevoerd, zal in het voorjaar van 2008 van start gaan en heeft een looptijd van twee jaar. In het kader van dit experiment zullen ook advocaten bij verhoren van minderjarige verdachten aanwezig kunnen zijn. De advocaat zal onder meer mogen ingrijpen wanneer, naar diens indruk, ongeoorloofde pressie op de minderjarige verdachte wordt uitgeoefend.

Armoede
Financiële problemen in het gezin kunnen het gezond, veilig en met plezier opgroeien van kinderen in de weg staan. Het kabinet heeft verschillende maatregelen getroffen om gezinnen financieel bij te staan in de opvoeding.

Een relevant instrument is het kindgebonden budget: een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten. Deze tegemoetkoming vervangt de huidige kinderkorting. In 2008 is de bestaande kinderkorting in een toeslag, waardoor ook gezinnen met een laag inkomen in aanmerking kunnen komen voor deze faciliteit. Vanaf 2009 zal de toeslag niet langer per huishouden, maar per kind worden verstrekt. De Eerste Kamer heeft op 30 oktober 2007 met het wetsvoorstel ingestemd.

Daarnaast heeft het kabinet voor de jaren 2008 en 2009 jaarlijks 40 miljoen euro beschikbaar gesteld om het aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert met de helft terug te brengen. In de brief Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting van kinderen (TK 2007-2008, 24 515 en 31 200, nr. 121) heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop deze middelen worden ingezet.

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun armoedebeleid. De extra middelen worden dan ook toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. De bedoeling is dat door deze inzet het aantal kinderen uit arme gezinnen die lid zijn van een sportvereniging, naar muziekles gaan of anderszins participeren, stijgt. Hiertoe zullen convenanten worden gesloten tussen de betrokken gemeenten en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het eerste convenant ‘Kinderen doen mee’ (gemeente Rotterdam) is op 14 februari 2008 getekend.

Over de betekenis van sociale uitsluiting en armoede voor kinderen is nader onderzoek in voorbereiding. Hierbij zijn vooral ook de lange termijneffecten van armoede bij kinderen een belangrijk onderwerp. Dit onderzoek zal samen worden uitgevoerd in opdracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Jeugd en Gezin.

Tot slot
Wat betreft de functionaliteit van kinderombudsman kan ik u melden, dat ik in gesprek ben met de Nationale Ombudsman over de mogelijkheden om het toezicht op de naleving van de kinderrechten een eigen, herkenbare plaats te geven.

Tenslotte: in het hoofdartikel van de Volkskrant van 23 januari 2008 over de rechten van het kind wordt terecht gewaarschuwd voor alarmisme en de suggestie dat het slecht zou gaan met de jeugd als geheel.
De zorg voor jeugd en gezin in het algemeen en kinderen in het bijzonder is één van de belangrijkste aandachtspunten van dit kabinet. Het welzijnspeil van Nederlandse kinderen is blijkens internationaal onderzoek van Unicef het hoogste van de rijke wereld (Child Wellbeing in rich countries, Unicef, 2007).
Dit is echter geen reden tot zelfgenoegzaamheid met betrekking tot de naleving van de kinderrechten in Nederland. Het Jaarbericht Kinderrechten draagt bij aan het volgen van de uitvoering van het Kinderrechtenverdrag en is daarom mijns inziens een welkom instrument.

De Minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet



Meer aandacht voor kinderrechten en toezegging kinderombudsman

Unicef Nederland en Defence for Children International zijn blij met de toezegging van minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin dat Nederland een eigen, herkenbare spreekbuis moet krijgen voor kinderen in de vorm van een Kinderombudsman. Deze moet de rechten van kinderen structureel en met gezag monitoren. Er kan gebruik worden gemaakt van bestaande expertise door de kinderombudsman onder te brengen bij de Nationale Ombudsman. Lees hier verder.


Foto: Minister Rouvoet neemt het Jaarbericht Kinderrechten 2008 in ontvangst van Koos Mink (directeur Unicef) en Jan-Pieter Kleijburg (directeur Defence for Children International).

Unicef en Defence for Children International blij met meer aandacht voor kinderrechten en toezegging Kinderombudsman
Defence for Children International NederlandPersbericht - 21 januari 2008

Unicef Nederland en Defence for Children International zijn blij met de toezegging van minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin dat Nederland een eigen, herkenbare spreekbuis moet krijgen voor kinderen in de vorm van een Kinderombudsman. Deze moet de rechten van kinderen structureel en met gezag monitoren. Net als de minister pleiten de organisaties niet voor een Kinderombudsman als apart instituut. Er kan volgens de kinderrechtenorganisaties gebruik worden gemaakt van bestaande expertise door de kinderombudsman onder te brengen bij de Nationale Ombudsman.

Aanleiding voor de uitspraak van minister Rouvoet is het eerste Jaarbericht Kinderrechten van Unicef Nederland en Defence for Children International, dat vandaag aan de minister is gepresenteerd. In dit jaarbericht staat dat we in Nederland meer moeten doen om de rechten van kinderen na te leven. Vooral op de onderwerpen vreemdelingenbeleid, gezondheidszorg, en jeugdzorg scoort ons land onvoldoende. Het Jaarbericht pleit voor een ombudsman voor kinderrechten, die toeziet op de naleving van kinderrechten in Nederland door onder meer voorlichting, het monitoren en onderzoeken van de problemen van kinderen en jongeren én de registratie ervan. De taken van zo’n Kinderombudsman moeten in de wet worden vastgelegd.

Minister Rouvoet heeft gezegd over de verdere invulling van de taken en rol van de Kinderombudsman te spreken met Khadija Arib (PvdA kamerlid en initiatiefneemster wetsvoorstel Kinderombudsman) en Alex Brenninkmeijer (Nationale Ombudsman). Unicef en Defence for Children International zijn daarover zeer verheugd. Dit is een eerste belangrijke stap zijn tot de oplossing van veel problemen voor kinderen in Nederland. 

Bij de ontvangst van het jaarbericht onderschreef minister Rouvoet het belang dat kinderrechten een duidelijke plek moeten krijgen. Hij heeft aangeven het zijn persoonlijk missie te maken om de positie van het kind en de jongere verder te versterken.



Nederland scoort onvoldoende voor uitvoering kinderrechtenDefence for Children International Nederland - Nieuws - 21 januari 2008

Nederland moet meer doen om de rechten van kinderen na te leven. Vooral op de onderwerpen vreemdelingenbeleid, gezondheidszorg en jeugdzorg. 
 
Dat staat in het Jaarbericht Kinderrechten dat Unicef Nederland en Defence for Children International overhandigden aan minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin. In het rapport pleiten ze ook voor een officiële Kinderombudsman die structureel kan waken over de rechten van kinderen en een spreekbuis voor hen kan zijn. Lees hier verder.


Nederland scoort onvoldoende voor uitvoering kinderrechten - Aanstelling Kinderombudsman hard nodig
Defence for Children International Nederland - PERSBERICHT - 21 januari 2008

We moeten in Nederland meer doen om de rechten van kinderen na te leven. Vooral op de onderwerpen vreemdelingenbeleid, gezondheidszorg en jeugdzorg scoort ons land onvoldoende. Dat staat in het eerste ‘Jaarbericht Kinderrechten’ van Unicef Nederland en Defence for Children International Nederland . Beide kinderrechtenorganisaties overhandigden het jaarbericht op 21 januari 2008 aan minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin. In het rapport pleiten ze voor meer toepassing van het Kinderrechtenverdrag in Nederland en een officiële Kinderombudsman die structureel kan waken over de rechten van kinderen en een spreekbuis voor hen kan zijn. 

Het is voor het eerst dat het Jaarbericht Kinderrechten verschijnt. Het wordt uitgegeven aan de vooravond van Unicefs jaarrapport ‘State of the Worlds Children 2008’, dat de leefomstandigheden van kinderen wereldwijd belicht. In het Jaarbericht Kinderrechten wordt stilgestaan bij de situatie van kinderen in Nederland . Verschillende experts scoren op het gebied van kinderrechten. Het blijkt dat Nederland onvoldoende scoort. Op een schaal van 'één tot vijf punten krijgt het thema ‘vreemdelingenbeleid’ een twee, kindermishandeling een drie, gezondheidszorg een twee, jeugdzorg ook een twee en het jeugdstrafrecht scoort een drie. 

Eén van de opmerkelijkste gegevens uit het jaarbericht is dat in 2007 het aantal kinderen dat langer dan negen weken op een wachtlijst stond ten opzichte van 2006 is gestegen van 425 naar ongeveer 4000 kinderen. Maar kinderen moeten in Nederland niet alleen langer wachten op een behandeling; steeds meer kinderen zijn het slachtoffer van geweld, of worden onnodig van hun ouders gescheiden. Ook is meisjesbesnijdenis nog altijd een te veel voorkomend probleem. 

Het rapport pleit voor blijvende aandacht voor de rechten van kinderen in Nederland. De erkenning dat kinderen rechten hebben, moet nog meer juridisch, politiek en pedagogisch vertaald worden. Het Ministerie voor Jeugd en Gezin, beleidsambtenaren, kinderrechters, werkers in het jeugdveld en alle anderen die met en voor kinderen werken, moeten het Kinderrechtenverdrag meer toepassen, zodat de situatie voor kinderen in Nederland verbetert. 

Unicef en Defence for Children International bevelen de aanstelling van een Kinderombudsman aan, die als toezichthouder op kinderrechten kan optreden. Daartoe hoeft geen nieuwe instantie opgetuigd te worden. Er kan gebruik worden gemaakt van bestaande expertise door de Kinderombudsman onder te brengen bij de Nationale Ombudsman. Echter wel met een voor kinderen herkenbaar, eigen gezicht. Er zijn inmiddels al 35 Kinderombudsmannen in Europa, verdeeld over 25 landen. Nederland loopt achter. Het zou een eerste belangrijke stap zijn tot de oplossing van veel problemen voor kinderen in Nederland.
  • Klik hier voor het jaarbericht.
  • Klik hier voor een artikel hierover in het NRC Handelsblad.
  • Klik hier voor een artikel hierover in het Algemeen Dagblad.
  • Klik hier voor het persbericht van het Programmaministerie van Jeugd en Gezin.


Nederland leeft rechten kind slecht na
NRC - Binnenland - Door een onzer redacteuren - Gepubliceerd: 21 januari 2008 14:32 | Gewijzigd: 19:17

Rotterdam, 21 jan. Nederland leeft de rechten van kinderen „onvoldoende" na. Vooral in het vreemdelingenbeleid, de gezondheidszorg en de jeugdzorg schiet de naleving van de in VN-verband vastgelegde rechten tekort.

Vandaag maakte Unicef in Den Haag het rapport openbaar waarin stevige kritiek wordt geuit op de naleving van de kinderrechten in Nederland, in aanwezigheid van minister Andre Rouvoet (Jeugd en Gezin).
(Foto WFA)

Dat staat in een onderzoek naar kinderrechten van Unicef Nederland en Defence for Children International Nederland (DCI). Het ‘jaarbericht’ is vandaag aangeboden aan minister Rouvoet (Jeugd en Gezin, ChristenUnie). De onderzoekers bepleiten de aanstelling van een ‘kinderombudsman’

De naleving van het recht op „extra bescherming” van kinderen van vluchtelingen en asielzoekers staat „ernstig onder druk”, aldus het onderzoek, waarin een panel van Nederlandse deskundigen een oordeel geeft. „Het detineren van kinderen op grond van hun verblijfsstatus is geen uitzondering. Gezinnen met kinderen worden letterlijk op straat gezet nadat hun aanvraag voor verblijf is afgewezen.” De gezondheidszorg voor ‘illegale’ kinderen laat te wensen over. „Bekend is dat ziekenhuizen en artsen noodzakelijke behandelingen voor deze kinderen weigeren.” Ook moet er onderzoek komen naar meisjesbesnijdenis. 


Het aantal kinderen dat langer dan negen weken op een wachtlijst voor jeugdzorg staat, is sterk gestegen: van 425 in 2006 naar 4.000 vorig jaar. „De noodzakelijke behandeling van kinderen laat veel te wensen over." Het gaat veelal om jongeren met ernstige gedragsproblemen die behandeling nodig hebben. Er is onvoldoende adequaat geschoold personeel.” 

In het jeugdstrafrecht dreigt het belang van het kind „overschaduwd” te worden door de roep om snel ingrijpen en zwaardere straffen. De onderzoeker stellen verder vast dat steeds meer kinderen slachtoffer van geweld worden. 

Morgen komt een mondiaal VN-onderzoek naar kinderrechten vrij. Daaruit blijkt dat Nederland het in het algemeen „niet slecht” doet, aldus Unicef Nederland. Op de lijst van kindersterfte staat Nederland 167ste onder 194 landen.



'Ook hier leven kinderen in armoede'
AD.nl - Binnenland – Door TONNY VAN DER MEE - maandag 21 januari 2008

AMSTERDAM - Amper vier jaar geleden tikten de Verenigde Naties Nederland fors op de vingers.

Het vreemdelingenbeleid was in strijd met het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het VN-Comité onder leiding van Jaap Doek, emeritus hoogleraar jeugd- en familierecht, gaf de regering huiswerk mee. Doek: ,,Meneer Balkenende, er is werk aan de winkel. Succes!’’

Dat huiswerk is slecht gedaan, blijkt uit het Jaarbericht Kinderrechten 2008 van Unicef en Defence for Children International. Nederland leeft het kinderrechtenverdrag nog niet goed na.

Op sommige punten is vooruitgang geboekt. Sinds vorig jaar is de ‘pedagogische tik’ wettelijk strafbaar gesteld, minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) heeft het verdrag in zijn beleid opgenomen en er is veel aandacht voor preventie van kindermishandeling en gezondheidsrisico’s.

,,Maar op een aantal terreinen is er onvoldoende aandacht voor kinderrechten,’’ zegt Jan-Pieter Kleijburg, directeur van Defence for Children International Nederland.

In het rapport kraken de kinderrechtenorganisaties en enkele deskundigen kritische noten over de behandeling van jonge vluchtelingen en illegale kinderen en de situatie van kwetsbare groepen die slachtoffer zijn van geweld of verstoken blijven van zorg en hulp.

Het Nederlandse vreemdelingenbeleid is volgens hen nog steeds streng. Illegale kinderen hebben nog altijd geen gelijke toegang tot bijvoorbeeld gezondheidszorg. En het recht op onderdak is niet erkend.

Kleijburg vindt het detineren van alleenstaande minderjarige asielzoekers onverantwoord. ,,De kinderen zitten in de belangrijkste fase van hun leven, waarin ze zich ontwikkelen en zich de Nederlandse taal en cultuur eigen maken. Vrijheidsberoving is traumatisch voor kinderen en het zorgt voor meer problemen. Er zijn ook kindvriendelijke alternatieve vormen van opvang. Denk aan open centra, speciale afdelingen, tijdelijke voogden of pleeggezinnen.’’

Ook de (geestelijke) gezondheidszorg verdient meer aandacht. In het rapport wordt onder meer gepleit voor meer jeugdpsychiaters en een landelijk onderzoek naar besnijdenis bij meisjes.

,,Maar gezondheid is meer dan een medische check,’’ zegt Kleijburg. ,,In Nederland leven nog steeds kinderen in armoede. Deze vorm van sociale uitsluiting is ingrijpend. Vaak komen bij armoede ook gezondheidsproblemen kijken. Ze eten bijvoorbeeld niet goed.’’

Kleijburg vindt dat in het jeugdstrafrecht en de jeugdzorg het belang van het kind niet voorop staat. De cultuur van opsluiten in een instelling heerst boven plaatsing in pleeggezinnen. Het belangrijkste kinderrecht, geborgenheid van een gezinsleven, wordt onvoldoende erkend.

Kleijburg is bezorgd over de steeds zwaardere straffen voor jonge delinquenten. Hij ziet meer heil in alternatieve straffen en herstelrecht: dader en slachtoffer bij elkaar brengen.

,,De maatschappij roept dat we ze moeten opsluiten. Maar in een inrichting kan weinig worden gedaan aan pedagogische kant. Een kind wordt niet als crimineel geboren. Het komt vaak door omstandigheden, problemen in het gezin of bij de opvoeding. Een harde aanpak is op de korte termijn prachtig maar heeft op termijn weinig effect.’’

Maar overheden en instanties passen het kinderrechtenverdrag nauwelijks toe en negeren de juridische status. Daarom is de stem van kinderen belangrijk. Kleijburg heeft goede hoop dat er dit jaar een Kinderombudsman komt. PvdA-Kamerlid Khadija Arib is bezig met een wetsvoorstel daarvoor.

Natuurlijk staat de situatie van kinderen in Nederland niet in verhouding tot het gevaar, verdriet, de angst en ziektes die leeftijdgenoten ervaren in ontwikkelingslanden en door oorlog geteisterde gebieden. Maar feit is dat Nederland het verdrag heeft ondertekend en zich eraan moet houden.

,,Je moet het ook niet vergelijken met andere landen. Artikel 4 schrijft voor dat elk land het verdrag zal uitvoeren naar gelang de middelen. Nederland is een rijk land. We hebben geen reden om het kinderrechtenverdrag niet volledig uit te voeren.’’ 



Nederland schendt rechten kind
AD.nl - Binnenland - Door TONNY VAN DER MEE- zondag 20 januari 2008

AMSTERDAM - Nederland neemt het nog steeds niet nauw met de rechten van kinderen. Het vreemdelingenbeleid, de veiligheid en jeugd- en gezondheidszorg voldoen niet aan het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind.

In het Jaarbericht Kinderrechten 2008, dat Unicef en Defence for Children International vandaag voor het eerst presenteren, blijkt dat overheden en instanties het VN-verdrag onvoldoende toepassen. En dat terwijl het in Nederland al sinds 1995 van kracht is. 

In het rapport kraken de kinderrechtenorganisaties en enkele deskundigen kritische noten over de behandeling van jonge vluchtelingen en illegale kinderen en de situatie van kwetsbare groepen die slachtoffer zijn van geweld of verstoken blijven van zorg en hulp.
Het VN-comité dat toeziet op naleving van het verdrag, tikte Nederland in 2004 al op de vingers voor het strenge vreemdelingenbeleid. Vier jaar later concluderen de kinderrechtenorganisaties en enkele deskundigen dat Nederland niets met de aanbevelingen heeft gedaan. Daarnaast schiet de aanpak van kindermishandeling tekort en worden probleemkinderen te snel in instellingen ‘opgesloten’.

Jan-Pieter Kleijburg, directeur van Defence for Children International, wijst er op dat Nederland rijk genoeg is om het verdrag uit te voeren. ,,Nederland is internationaal een voorvechter van mensenrechten. Maar laat het dan eerst in eigen huis zien.’’ 




Kinderrechten in Nederland
  • Kinderrechten en Vreemdelingenbeleid
  • Kinderrechten en Kindermishandeling
  • Kinderrechten en Gezondheidszorg
  • Kinderrechten en Jeugdzorg
  • Kinderrechten en Jeugdstrafrecht





Unicef Nederland en Defence for Children International Nederland zetten zich al jarenlang in voor kinderen en hun rechten. Buiten èn binnen Nederland. De (publicitaire) focus daarbij ligt vaak op de situatie van kinderen in ontwikkelingslanden, omdat hun situatie relatief genomen zorgelijker is. Toch moeten we juist ook stilstaan bij de situatie van kinderen in Nederland. Ook zij worden slachtoffer van geweld, moeten lang wachten op een behandeling of worden onnodig van hun ouders gescheiden. Denk daarbij aan het groeiende aantal kinderen in de cel, aan de zorgelijke situatie van “illegale” kinderen in Nederland en aan de lange wachtlijsten. We zijn het verplicht aan deze kinderen om daar iets aan te doen. Om hun situatie te kunnen veranderen, is het belangrijk om stil te staan bij hun rechten. Die rechten hebben zij op grond van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat door Nederland geratificeerd is. Nederland moet zich daarom houden aan de kinderrechten die in dit Verdrag zijn neergelegd. 

Defence for Children International en Unicef zijn verheugd met het Ministerie van Jeugd en Gezin. Terecht is er meer aandacht voor kinderen in Nederland en hun rechten.

Maar voldoet Nederland anno 2008 aan de beginselen van het VN-Kinderrechtenverdrag? Nemen we de rechten van kinderen serieus en als basis voor alle zaken die kinderen betreffen? Dit Jaarbericht Kinderrechten 2008 schetst hoe we het jaar 2008 in Nederland ingaan op het gebied van kinderrechten. De onderwerpen waarbij specifiek wordt stilgestaan zijn: vreemdelingenbeleid en “illegale” kinderen, kindermishandeling, gezondheidszorg, jeugdzorg en jeugdstrafrecht. Ook kijken we naar de situatie van arme kinderen. Deze groep kinderen is in Nederland nog steeds aanzienlijk, zo bleek recentelijk uit de Armoedemonitor 2007. Als welvarend land zijn we verplicht om stil te staan bij die armoede. Stil staan alleen is niet voldoende: we moeten ertegen optreden.

Uit dit Jaarbericht Kinderrechten 2008 volgt helaas dat Nederland nog onvoldoende scoort voor alle kinderen in Nederland. De maatschappelijke erkenning dat kinderen rechten hebben moet in 2008 nog meer politiek, juridisch en pedagogisch vertaald worden.

Defence for Children International en Unicef hopen dat in 2008 samen met het Ministerie voor Jeugd en Gezin, beleidsambtenaren, kinderrechters, werkers in het veld en alle anderen die met en voor kinderen werken voor elkaar te krijgen. Dit jaarbericht is een boodschap voor ons allen: het VN-Kinderrechtenverdrag moet door iedereen vanaf 2008 meer worden toegepast. Met als gevolg: een betere score in het volgende Jaarbericht voor alle kinderen in Nederland. De aanstelling van een Kinderombudsman, die als toezichthouder op kinderrechten kan optreden, is daartoe een goed begin.
Nooit eerder publiceerden Unicef en Defence for Children International een jaarbericht over de situatie van kinderen in Nederland, in relatie tot hun rechten. Wij hopen hiermee te bereiken - én met de volgende Jaarberichten - dat er blijvende aandacht komt voor de rechten van kinderen in Nederland. Wij zijn ervan overtuigd dat dit zal leiden tot een betere (rechts)positie en situatie voor de kinderen die dat nodig hebben.

Dit eerste Jaarbericht Kinderrechten komt uit op 21 januari 2008: op de vooravond van Unicefs State of the World’s Children 2008, het internationale jaarbericht dat de situatie van kinderen over de hele wereld in kaart brengt. Ook Nederlandse kinderen hebben rechten. Het is aan ons allen om ervoor te zorgen dat die rechten worden nageleefd.

Onze dank gaat uit naar allen die een bijdrage hebben geleverd aan dit Jaarbericht.
Voorburg/ Amsterdam, 21 januari 2008

Koos Mink
Unicef Nederland International Nederland

Jan-Pieter Kleijburg
Directeur a.i. Directeur Defence for Children


Het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) werd op 20 november 1989 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Op 8 maart 1995 ging het in Nederland van kracht. Het is een afspraak tussen landen die betrekking heeft op veel aspecten uit het leven van kinderen. Zo staan er bepalingen in over jeugdstrafrecht, kinderarbeid, participatie van kinderen, kindermishandeling, gehandicapte kinderen, vluchtelingenkinderen en kindsoldaten. Nederland heeft in 1995 dit Verdrag bekrachtigd en moet door het ondertekenen van het Verdrag de rechten en plichten uit dit Verdrag naleven.

Het IVRK speelt op drie manieren een rol in Nederland. Alledrie de instrumenten zetten aan tot denken en tot handelen, allemaal vanuit het belang van het kind:

Als politiek instrument:
het IVRK dient als basis voor jeugdbeleid. Het moet vanzelfsprekend zijn dat alle nationale, provinciale of gemeentelijke overheidsplannen, worden getoetst aan de beginselen van het VN-Kinderrechtenverdrag. Uit dit jaarbericht zal blijken dat dit anno 2008 in Nederland nog onvoldoende gebeurt. Minister Rouvoet gaf bij het maken van het Beleidsplan Jeugd en Gezin in 2007 aan dat hij het jeugdbeleid baseert op het IVRK. Dat is een goede ontwikkeling. Het Verdrag moet haar weerslag vinden in alle overheidsplannen die kinderen betreffen. Ter illustratie noemen we hier het Actieplan Aanpak Kindermishandeling, dat het Ministerie voor Jeugd en Gezin heeft geschreven naar aanleiding van de verplichting uit artikel 19 IVRK. Dit artikel luidt als volgt: de Staat moet er alles aan doen om kinderen te beschermen tegen kindermishandeling. Het Actieplan Aanpak Kindermishandeling, Kinderen Veilig Thuis, richt zich echter voornamelijk op geweld binnen het gezin. Het zou goed zijn als ook Actieplannen gemaakt worden om kindermishandeling buiten het gezin tegen te gaan, zoals kinderporno of kinderprostitutie. Ook tegen deze vormen van kindermishandeling moet hard worden opgetreden.

De rechten voor kinderen gelden dus voor het nationale jeugdbeleid, maar ook voor het provinciale en gemeentelijke jeugdbeleid. Veel provinciale en gemeenteambtenaren die over het jeugdbeleid gaan weten vaak niet dat het VN-Kinderrechtenverdrag ook voor hen geldt. Toch is dat wel zo, ook zij moeten hun jeugdbeleid op het IVRK baseren.

Als juridisch instrument:
het IVRK regelt de rechtspositie van kinderen en werkt zodoende door in de rechtszaal. Het IVRK kan worden gezien als een mensenrechtenverdrag. Het regelt de rechten van kinderen, grote mensen in wording. Er is veel onduidelijkheid over de werking van mensenrechtenverdragen. Hebben de bepalingen nou wel of geen rechtstreekse werking? Kunnen kinderen de rechten uit het IVRK nou wel of niet direct inroepen als hun recht in de rechtszaal? Dat verschilt per zaak. Een bepaling uit een mensenrechtenverdrag houdt met name een verplichting in voor de overheid. Of een bepaling rechtstreekse werking heeft, hangt af van meerdere dingen: de aard van het artikel, maar ook de inhoud en de formulering ervan. In Nederland beoordeelt de rechter of de bepaling wel of geen rechtstreekse werking heeft. Hierover bestaat in Nederland (nog) geen eenduidigheid bij de rechters, zelfs niet per artikel: zo hebben de afgelopen jaren sommige rechters directe werking toegekend aan artikel 3 van het IVRK, dat zegt dat het belang van het kind voorop staat. Andere rechters gaven echter aan dat het kind er geen direct beroep op kon doen, omdat het artikel geen rechtstreekse werking heeft.

Los van de discussie of de bepalingen rechtstreekse werking hebben, is het zo dat Nederland het IVRK ondertekend en geratificeerd heeft. Het IVRK geldt dus in Nederland. Beslissingen die over kinderen gaan, waaronder rechterlijke beslissingen, moeten worden getoetst aan het Verdrag. Voor de rechterlijke macht, zoals (kinder)rechters, voor het Openbaar Ministerie, voor de politie en voor jeugdrechtadvocaten geldt dat zij moeten voldoen aan de normen en principes van het IVRK. Hiervoor moeten zij voldoende kennis hebben over het Verdrag. Alhoewel de kennis en informatie over het Verdrag meer en meer verspreid lijkt te worden, komt het nog te vaak voor dat het VN-Kinderrechtenverdrag anno 2008 juridische werking wordt ontzegd in Nederland. Dat is een ondermijning van de rechten die de kinderen in Nederland hebben op grond van het Verdrag.

Als pedagogische betekenis:
het IVRK geeft een visie op kinderen en hun rechten. Het geeft richtlijnen aan hoe je met kinderen moet omgaan. Iedereen die met kinderen werkt moet op de hoogte zijn van het Kinderrechtenverdrag.

Dat een kind vaak beter af is in een pleeggezin dan in een instelling, volgt bijvoorbeeld ook uit het IVRK. Het is als een recht opgenomen in artikel 20 IVRK en moet bekend zijn bij alle jeugdzorgwerkers die kinderen uit huis plaatsen. Uit het Verdrag volgt ook dat kinderen gehoord moeten worden in zaken die hen aangaan. Zij moeten kunnen meebeslissen over beslissingen die over hen worden genomen. Er wordt nog lang niet altijd aan kinderen gevraagd wat zij ergens van vinden.

Kinderrechteneducatie is geen verplicht lesmateriaal voor beroepsgroepen die met kinderen gaan werken. Dat moet het wel zijn. Iedereen die met kinderen werkt moet de omgang met kinderen (kunnen) toetsen aan het IVRK. En voldoen aan de principes. Dat het IVRK als pedagogische leidraad geldt voor iedereen die met kinderen werkt, is anno 2008 nog lang niet altijd het geval.

Iedere vijf jaar moeten de regeringen die partij zijn bij het IVRK aan het VN-Comité voor de Rechten van het Kind rapporteren over de toepassing van het Verdrag. Het Comité geeft daarop aanbevelingen aan de regeringen om het Verdrag (nog) beter te implementeren: Concluding Observations. 

In 2007 heeft de Nederlandse regering weer gerapporteerd aan het Comité in Genève, de behandeling vindt begin 2009 plaats. 

Hoewel Nederland al veel goede stappen heeft gezet op het gebied van kinderen en hun rechten, voldoen we nog steeds niet aan alle aanbevelingen die het Comité eerder deed. Zo is er nog steeds geen Kinderombudsman en is het vreemdelingenbeleid niet in overeenstemming gebracht met de bepalingen uit het Kinderrechtenverdrag. 

Gelukkig, maar terecht, is de laatste jaren in Nederland meer aandacht gekomen voor kinderrechten. Het wordt steeds duidelijker dat deze rechten ook van toepassing zijn binnen Nederland.

Is het Kinderrechtenverdrag met haar 18 jaar dan volwassen geworden? Nee. De toepassing van het Verdrag staat helaas nog in de kinderschoenen. Zoals aangegeven geldt dat voor alledrie de pijlers: op beleidsniveau, als rechtsmiddel en als pedagogische leidraad wordt het Verdrag nog te weinig aangehaald. Toch moet het geen uitzondering zijn, maar regel dat kinderrechten als uitgangspunt worden genomen als het om kinderen gaat. Dit Jaarbericht Kinderrechten wijst uit dat dit in Nederland in 2008 nog lang niet altijd het geval is. Er is nog veel te doen wil Nederland voldoen aan het Kinderrechtenverdrag.

Kortom: we zijn op weg. Maar we zijn er nog niet als het gaat om de naleving van kinderrechten in Nederland!

In dit Jaarbericht wordt per onderwerp gekeken hoe de situatie in Nederland anno 2008 is, in relatie tot de bepalingen uit het IVRK. Daarbij staat het belang van het kind voorop: artikel 3 IVRK.

Er wordt ingegaan op de volgende vijf gebieden, de artikelen in het Verdrag volgend:
1. Vreemdelingenbeleid en “illegale” kinderen, artikel 2 IVRK
2. Kindermishandeling, artikel 19 IVRK
3. Gezondheidszorg, artikel 24 IVRK
4. Jeugdzorg, artikel 3 lid 2 en 39 IVRK
5. Jeugdstrafrecht, artikel 37 en 40 IVRK

Per onderwerp is gebruik gemaakt van indicatoren, uit o.a. Kinderen in Tel 2006 en 2007 en andere cijfermatige gegevens, zoals die van de MO-Groep en het Ministerie van Justitie. Beknopt wordt per thema aangegeven hoe de ontwikkelingen in Nederland zijn. Om te weten of in de drie pijlers van het IVRK genoeg aandacht is voor de naleving van kinderrechten, worden relevante aanbevelingen van het VN-Comité aangehaald en uitspraken van rechters en citaten van professionals weergegeven. Een deskundigenpanel heeft per onderwerp hun score toegekend op een schaal van 1 tot 5. Zij geven met hun score aan of Nederland in hun ogen voldoet aan de principes van het Verdrag, waarbij een 5 aangeeft dat Nederland voldoet aan het IVRK. Ieder thema sluit af met de opsomming wat Nederland nog moet doen om te voldoen aan de principes van het VN-Kinderrechtenverdrag. Kinderen in Tel, de Jeugdmonitor en de NGOrapportage aan het VN Kinderrechtencomité zijn ook voorbeelden die aangeven hoe het gesteld is met de kinderen – en hun rechten – in Nederland.

Dit Jaarbericht Kinderrechten 2008 ligt in het verlengde daarvan, maar is meer toegeschreven op de drie pijlers van het IVRK. Op politiek, juridisch en pedagogisch gebied geeft het aan hoe we het jaar 2008 ingaan op het gebied van kinderrechten. En wat we nog moeten doen om te voldoen aan de VN-kinderrechtenstandaard.

Klik op dit plaatje voor een vergrote weergave!

Per thema wordt ook geschetst hoe het gesteld is met arme kinderen. Armoede heeft niet alleen te maken met een laag inkomen. Langdurige armoede gaat verder dan alleen economische gevolgen, het leidt tot isolatie en uitsluiting. Deze sociale uitsluiting is juist voor kinderen voelbaar.

Uit de Armoedemonitor 2007 kwam recentelijk duidelijk naar voren dat nog steeds een aanzienlijke groep kinderen in Nederland in armoede leeft.



INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND

Artikel 1 Definitie van kind
Iedereen onder 18 jaar.

Artikel 2 Non-discriminatie
Alle rechten gelden voor alle kinderen. Er worden geen uitzonderingen gemaakt. De overheid mag geen enkel recht schenden. De overheid moet actief zijn in het bevorderen van de rechten van kinderen.

Artikel 3 Belang van het kind
Alle maatregelen die kinderen aangaan, moeten worden genomen in het belang van het kind. Wanneer de ouders of anderen die verantwoordelijk zijn voor het kind het niet kunnen, moet de overheid passende zorg regelen.

Artikel 4 Realiseren van kinderrechten
De overheid moet er alles aan doen om de rechten van kinderen te realiseren. De overheid moet er dus voor zorgen dat er rekening wordt gehouden met de rechten van kinderen. Landen moeten samenwerken om de rechten van kinderen in het leven van alledag mogelijk te maken. Rijke landen moeten de armere landen daarbij helpen.

Artikel 5 Rol van de ouders
De overheid moet de rechten en verantwoordelijkheden van ouders en familie respecteren. En de overheid moet tegelijkertijd ervoor zorgen dat de ouders hun kinderen goed opvoeden.

Artikel 6 Recht op leven en ontwikkeling
De overheid erkent dat ieder kind het recht heeft op leven. De overheid erkent dat ieder kind het recht heeft om zich te ontwikkelen.

Artikel 7 Naam en nationaliteit
Ieder kind dat wordt geboren, heeft het recht een naam en een nationaliteit te krijgen. Ieder kind dat wordt geboren, heeft het recht om zijn/haar ouders te kennen en door hen te worden opgevoed.

Artikel 8 Respect voor identiteit
De overheid heeft respect voor de identiteit van het kind, zoals voor zijn/haar nationaliteit, naam en familieband. Als een kind wordt ontvoerd en daarna een andere naam en identiteit krijgt, dan moet de overheid hulp bieden om dit recht te zetten.

Artikel 9 Scheiding van het kind van de ouders
Het kind heeft het recht om bij de ouders te leven. Als de ouders gescheiden zijn, heeft het kind recht op contact met beide ouders. Behalve als dit juist slecht is voor het kind.

Artikel 10 Gezinshereniging
De overheid staat kinderen en hun ouders toe om als gezin herenigd te worden. En de overheid staat ook toe dat ouders de relatie met hun kind onderhouden. Als daarvoor het kind of zijn/haar ouders het land waar ze wonen moeten verlaten of een ander land moeten binnengaan, dan moet de overheid hen toestemming geven.

Artikel 11 Ontvoering
De overheid neemt maatregelen, waardoor de ontvoering van een kind naar het buitenland niet gebeurt.

Artikel 12 De mening van een kind
De overheid zorgt ervoor dat het kind (in overeenstemming met zijn/haar leeftijd en ontwikkeling) zelf een mening kan vormen over zaken die het kind betreffen. De overheid zorgt er ook voor dat het kind die mening kan uiten.

Artikel 13 Vrijheid van meningsuiting
Het kind heeft het recht op vrijheid van meningsuiting: dat is het recht om te zeggen wat hij/zij wil. Dit betekent tegelijkertijd dat een kind het recht heeft om informatie te verzamelen en om informatie door te geven. Natuurlijk moet hij/zij daarbij wel respect tonen voor de anderen; schelden of beledigen mag dus niet.

Artikel 14 Vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst
Het kind heeft recht op vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst. Er moet wel rekening worden gehouden met de verantwoordelijkheden van de ouders en de wetten die in het land gelden.

Artikel 15 Vrijheid van vereniging
Kinderen hebben het recht om lid te zijn van een vereniging. En kinderen hebben het recht een vereniging op te richten.

Artikel 16 Privacy
Mensen mogen zich niet ongevraagd bemoeien met een kind. Het kind heeft recht op bescherming tegen de schending van zijn/haar privacy, gezinsleven, huis en post.

Artikel 17 Recht op informatie
De overheid zorgt ervoor, dat kinderen alle informatie krijgen die nodig is om zich te ontwikkelen en om goede keuzen te maken. Die informatie moet voor kinderen begrijpelijk zijn. Daarbij moet je denken aan televisie, radio, kranten, kinderboeken, informatie in de eigen taal, internationale uitwisseling van informatie.

De overheid moet er ook voor zorgen dat kinderen beschermd worden tegen materiaal dat schadelijk is voor hen.

Artikel 18 Verantwoordelijkheid van de ouders
Ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. De overheid moet de ouders hierbij ondersteunen. De overheid zorgt ervoor dat er kinderopvang is, waarvan werkende ouders gebruik kunnen maken.

Artikel 19 Bescherming tegen kindermishandeling
Kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van mishandeling, dat wil zeggen tegen lichamelijke, psychische en seksuele mishandeling, zowel binnen het gezin als daarbuiten. De overheid moet ervoor zorgen dat kindermishandeling niet gebeurt. Mishandelde kinderen moeten goed worden geholpen.

Artikel 20 Bescherming van kinderen zonder familie
Een kind dat niet in het eigen gezin kan leven (tijdelijk of voorgoed) heeft recht op bescherming. Dit kan de vorm hebben van een pleeggezin, adoptie, plaatsing in een kindertehuis of kafalah (dat is volgens het Islamitisch recht; het kind wordt dan door zijn/haar familie verzorgd en beschermd).

Artikel 21 Adoptie
Adoptie mag alleen, als het gebeurt in het belang van het kind. Adoptie door mensen die in een ander land wonen, is alleen toegestaan als er voor het kind geen andere oplossingen mogelijk zijn.

Artikel 22 Vluchtelingen
Als kinderen vluchteling zijn, hebben zij recht op bescherming. Dat geldt voor de kinderen die met hun ouders vluchten, maar dat geldt ook voor kinderen die zonder hun ouders vluchten. De overheid moet altijd proberen om de ouders van de gevluchte kinderen op te sporen.

Opmerking: De Nederlandse regering gaat bij artikel 22 uit van het volgende: Voor Nederland is een vluchteling iemand die bedreigd wordt met een vervolging of gevangenschap. In Nederland wordt een minderjarige asielzoeker soms doorgestuurd naar een ander land. Dat gebeurt als dat kind eerder al in een ander land asiel heeft aangevraagd.

Artikel 23 Kinderen met een handicap
Kinderen met een handicap hebben het recht op zorg. Die zorg moet gericht zijn op een zo zelfstandig mogelijk leven. Ook moet ernaar gestreefd worden, dat de kinderen met een handicap normaal deelnemen aan de maatschappij.

Artikel 24 Gezondheidszorg
Ieder kind heeft het recht op de best mogelijke gezondheid en de best mogelijke gezondheidszorg. De overheid moet proberen dit zo goed mogelijk te realiseren.
Daarbij moet de aandacht vooral liggen bij:
  • de vermindering van baby- en kindersterfte,
  • de hulpverleners en artsen die het eerst met de klachten van kinderen in aanraking komen,
  • de zorg voor voldoende voedsel en schoon drinkwater,
  • de zorg voor moeders voor en na de bevalling,
  • de voorlichting over gezondheid, voeding, borstvoeding en hygiëne.
De overheid moet ervoor zorgen, dat de traditionele gewoontes in het land die schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen, worden afgeschaft. Internationale samenwerking is heel belangrijk. De rijke landen moeten de armere landen helpen om kinderen goede gezondheidszorg te geven.

Artikel 25 Uithuisplaatsing
Soms wordt een kind uit huis geplaatst. Dan moet het kind wonen bij een pleeggezin of in een tehuis voor kinderen. Dat gebeurt bijvoorbeeld om het kind een betere verzorging te geven of om te beschermen. Of omdat het kind een behandeling krijgt in verband met zijn/haar lichamelijke of geestelijke gezondheid. De overheid moet dan regelmatig controleren of die uithuisplaatsing nog wel nodig is.

Artikel 26 Sociale zekerheid
Sociale zekerheid is de financiële bijdrage en de zorg die de overheid geeft aan mensen als zij hulp en ondersteuning nodig hebben. Ieder kind heeft het recht om gebruik te maken van alle regelingen voor de sociale zekerheid.

OPMERKING: De Nederlandse regering gaat bij artikel 26 uit van het volgende: In Nederland is de sociale zekerheid voor kinderen meestal geregeld via de ouders.

Artikel 27 Levensstandaard
Kinderen hebben het recht op een levensstandaard die voldoende is voor zijn/haar ontwikkeling. Dat is in ieder geval voldoende eten, een woning en goede kleding. Ouders moeten daarvoor zorgen en de overheid moet de ouders daarbij ondersteunen.

Artikel 28 Onderwijs
Omdat onderwijs heel belangrijk is, moeten alle kinderen naar school. Ieder kind heeft recht op gratis basisonderwijs. De overheid zorgt ervoor, dat er voortgezet onderwijs beschikbaar en toegankelijk is voor ieder kind. De overheid zorgt ervoor, dat er hoger onderwijs beschikbaar en toegankelijk is voor alle kinderen, in overeenstemming met het leerniveau van de kinderen. De overheid zorgt ervoor, dat er voorlichting beschikbaar is over schoolkeuze en beroepskeuze. De overheid zorgt ervoor, dat schooluitval wordt aangepakt. Op school moet er orde zijn om goed te kunnen leren. Docenten moeten de orde bewaren en moeten tegelijkertijd de kinderen met respect behandelen. Wat de docenten doen, mag niet in strijdzijn met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het is heel belangrijk dat er internationale samenwerking is binnen het onderwijs. Dat betekent dat de rijke landen de armere landen moeten helpen om kinderen onderwijs te geven.

Artikel 29 Onderwijsdoelstellingen
Het onderwijs moet gericht zijn op:
  • de ontplooiing van het kind,
  • respect van mensenrechten,
  • respect voor de eigen culturele identiteit, de waarden van het eigen land en de waarden van andere landen,
  • vrede, vriendschap en verdraagzaamheid,
  • eerbiediging van het milieu.
Iedereen is vrij om een school op te richten. Wel moet er worden rekening gehouden met datgene wat er over onderwijs geschreven staat in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Natuurlijk moet de nieuwe school ook voldoen aan de eisen die de overheid heeft vastgesteld.

Artikel 30 Kinderen uit minderheidsgroepen
Kinderen uit minderheidsgroepen zijn kinderen die behoren tot een etnische of godsdienstige minderheid, een taalminderheid of die behoren bij de oorspronkelijke bevolking van een land. Een kind dat hoort bij een minderheidsgroep in het land, heeft het recht om zijn/haar eigen cultuur te beleven, godsdienst te belijden of taal te gebruiken.

Artikel 31 Recreatie
Kinderen hebben recht op vrije tijd en rust. Kinderen hebben het recht om te spelen. Ze moeten recreatieve dingen kunnen doen; dat zijn sport- en spelactiviteiten, maar ook bezigheden die te maken hebben met bijvoorbeeld kunst, muziek, dans, toneel.

Artikel 32 Bescherming tegen kinderarbeid
De overheid moet voorkómen, dat andere mensen veel geld verdienen aan het werk van kinderen. Kinderen worden beschermd tegen gevaarlijk en schadelijk werk. De bescherming bestaat vooral uit het vaststellen van een minimumleeftijd voor arbeid en door aangepaste werktijden.

Artikel 33 Bescherming tegen drugs
Kinderen moeten worden beschermd tegen drugs. De overheid moet daarvoor regels en wetten maken. De overheid moet er ook voor zorgen, dat binnen de scholen en in de rest van de maatschappij aandacht besteed wordt aan de bestrijding van drugsgebruik door kinderen.

Artikel 34 Seksueel misbruik
Kinderen worden beschermd tegen iedere vorm van seksueel misbruik, met name tegen prostitutie en kinderpornografie.

Artikel 35 Handel in kinderen
De overheid doet er alles aan om te voorkómen dat kinderen worden ontvoerd, verkocht of verhandeld.

Artikel 36 Andere vormen van misbruik
Kinderen worden beschermd tegen alle vormen van uitbuiting en misbruik, omdat die schadelijk zijn voor hun welzijn.

Artikel 37 Kinderen in gevangenissen
Het is verboden om een kind te martelen en te straffen met wrede straffen. Kinderen kunnen niet veroordeeld worden tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf.

Als een kind een zware overtreding of misdaad heeft begaan, dan kan hij/zij gevangen worden gezet. Maar dat mag alleen als voor die misdaad gevangenisstraf door de wet voor kinderen wordt toegestaan. De rechter mag een kind alleen veroordelen tot gevangenisstraf, als er geen andere manier is om het kind te straffen. De tijd dat het kind in de jeugdgevangenis zit, moet zo kort mogelijk zijn.

Kinderen mogen niet opgesloten worden samen met volwassenen. Een opgesloten kind heeft het recht op contact met zijn/ haar familie en op juridische steun.

OPMERKING: De Nederlandse regering gaat bij artikel 37 uit van het volgende: In Nederland kunnen kinderen van 16 jaar en ouder soms ook berecht worden volgens het strafrecht van de volwassenen.

Artikel 38 Kinderen in oorlogssituaties
Tijdens oorlogen moeten kinderen extra goed beschermd en verzorgd worden. Kinderen die jonger zijn dan 15 jaar mogen niet voor militaire dienst worden opgeroepen.

OPMERKING: De Nederlandse regering gaat bij artikel 38 uit van het volgende: In Nederland mogen kinderen in het leger gaan als zij 17 jaar zijn. Maar zij mogen pas meedoen aan oorlogs- en vredesoperaties als zij 18 jaar zijn.

Artikel 39 Passende zorg voor slachtoffers
Kinderen die ergens het slachtoffer van zijn, hebben recht op passende zorg. Dit geldt voor kinderen die slachtoffer zijn van verwaarlozing, misbruik, uitbuiting, foltering, slechte behandeling, bestraffing of gewapende conflicten.

Artikel 40 Kinderstrafrecht
Kinderen die de strafwet hebben overtreden, hebben recht op een eerlijk proces en juridische steun. Dit geldt ook voor kinderen die verdacht worden van het overtreden van de wet. De overheid moet proberen om kinderen zo lang mogelijk buiten de strafrechtelijke procedures te houden.

OPMERKING: De Nederlandse regering gaat bij artikel 40 uit van het volgende: Als een kind in Nederland een lichte overtreding heeft begaan, mag de rechter het kind berechten zonder dat hij/zij de hulp heeft van een advocaat.



Kinderrechten & Vreemdelingenbeleid
Klik op dit plaatje voor een vergrote weergave!

KinderrechtenBEGINSELEN en Vreemdelingenbeleid
1 Het belang van het kind staat voorop in het vreemdelingenbeleid: art. 2, 3 en 22 IVRK
2. Alle rechten gelden voor alle kinderen: dus ook voor “illegale” kinderen, art. 2 IVRK, waaronder recht op gezondheidszorg, art. 24 IVRK en op een toereikende levensstandaard, art. 27 IVRK
3. Vluchtelingenkinderen krijgen extra bescherming: art. 22 IVRK
4. Vluchtelingen- asielzoekerskinderen en “illegale” kinderen hebben recht op gezinsleven: artikel 2 en 9 IVRK en op gezinshereniging, art. 2 en 10 IVRK
5. Geen enkel kind wordt op onwettige of willekeurige wijze van zijn of haar vrijheid beroofd: art. 2 en 37 IVRK

Nederland moet op grond van het IVRK vluchtelingen- en asielzoekerskinderen extra bescherming bieden. Het recht in artikel 22 IVRK is een zogenaamd voorrangsrecht: kwetsbare kinderen hebben recht op bijzondere bescherming. 

De naleving van die principes staat anno 2008 in Nederland echter ernstig onder druk. Het detineren van kinderen op grond van hun verblijfsstatus is geen uitzondering. Gezinnen met kinderen worden letterlijk op straat gezet nadat hun aanvraag voor verblijf is afgewezen.

Daarmee is het vreemdelingenbeleid in Nederland op zijn zachtst gezegd ‘hard’ te noemen. Naast vluchtelingen- en asielzoekerskinderen is er een andere groep kinderen bij wie de realisering van kinderrechten onder druk staat. Kinderen zonder verblijfsvergunning: “illegale” kinderen. Veel kinderrechtenschendingen die deze kinderen treffen zijn terug te voeren op de schending van het non-discriminatie-beginsel in artikel 2 van het IVRK. De Nederlandse overheid is van mening dat sommige groepen kinderen, zoals “illegale” kinderen, niet onder de bescherming van het kinderrechtenverdrag vallen. Zij zouden daarom geen recht op voorzieningen hebben, zoals adequate huisvesting, gezondheidszorg en een toereikende levensstandaard.

Het hoogste rechtscollege binnen het bestuursrecht, de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft in zaken waarbij kinderen zonder verblijfsvergunning een beroep deden op artikel 2 IVRK bepaald dat het onderscheid tussen kinderen zonder en met verblijfsrecht een zakelijk juridisch onderscheid is, dat niet valt onder artikel 2 IVRK, het non-discriminatie-beginsel. Daarmee zeggen zij dat uitsluiting van kinderen zonder verblijfsvergunning geen discriminatie zou zijn. Deze uitleg over de reikwijdte van het IVRK staat op gespannen voet met de richtlijnen van het Comité voor de Rechten van het Kind. Daarin wordt steeds benadrukt dat alle rechten uit het VN-Kinderrechtenverdrag van toepassing zijn op alle kinderen die onder de rechtsmacht van Nederland vallen.

Hoewel “illegale” kinderen net als alle andere kinderen recht hebben op kinderbeschermingsmaatregelen, zoals een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, is het voor hen heel moeilijk om vervolgens een passende behandeling te krijgen. Die speciale zorg die dan vaak nodig is, valt onder de AWBZ en “illegale” kinderen zijn hiervoor niet te verzekeren. Eenzelfde probleem treft de jeugdzorg, die in beginsel wél toegankelijk is voor het “illegale” kind. Verdere behandeling door bijvoorbeeld een psychotherapeut, of begeleiding van het gezin van herkomst waarin de problemen zijn geworteld, worden niet vergoed.

Er moet in 2008 nog veel gebeuren wil Nederland voldoen aan de bepalingen van het IVRK over vluchtelingen-, asielzoekers en “illegale” kinderen.

Op een schaal van 1 tot 5 scoorde Het deskundigenpanel een 2, een onvoldoende.

Daarmee voldoet het vreemdelingenbeleid volgens hen anno 2008 niet aan de beginselen van het IVRK. Eén van de panelleden merkte daarbij op:
“Er wordt geenszins alles aan gedaan om elk illegaal verblijvend kind in Nederland optimaal tot zijn/haar recht te laten komen”.
ARMOEDE EN ILLEGALE KINDEREN
In de regeringsrapportage 2007 geeft de Nederlandse regering aan het Comité voor de Rechten van het Kind aan dat mensen die een minimuminkomen verdienen niet in armoede leven. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de problemen van “illegale” kinderen. Zij lopen veel meer kans op fysieke mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik, en psychisch geweld dan andere kinderen. De huisvesting is slecht, er is weinig tot geen privacy, ouders zijn getraumatiseerd en reageren vaak hun problemen af op hun kinderen. Om armoede te bestrijden is het noodzakelijk om alle facetten van armoede te meten, waaronder sociale uitsluiting. Daarbij mag geen groep worden uitgesloten van de meting, waaronder “illegale” kinderen.

Rechtspraak en “illegale” kinderen

Rb. Den Haag in (Proef)proces Wij Willen Blijven: 11 juli 2007 269728/ HA ZA 06-2426
Op 21 juni 2007 stond de Vereniging Wij Willen Blijven, bestaande uit meer dan 2000 kinderen, en Defence for Children International voor de rechter. De kinderen wilden hun recht halen op grond van het Kinderrechtenverdrag. Zij woonden allemaal al lang in Nederland, veel van hen zaten in vreemdelingenbewaring en allemaal werden ze gedreigd met uitzetting. De rechter zou volgens de kinderen ook naar het belang van het kind moeten kijken als ze besluit iemand uit te zetten. Alle vorderingen werden afgewezen. Inmiddels is duidelijk dat veel kinderen van de Vereniging Wij Willen Blijven onder de pardonregeling vallen. Maar honderden ook niet. Sommige van hen wonen al meer dan vijf jaar in Nederland, spreken Nederlands, gaan hier naar school en zijn volledig ingeburgerd. Het is in hun belang om hier te blijven. De kinderen hebben besloten om in hoger beroep te gaan. Ze eisen dat worteling als verblijfgrond wordt erkend om te kunnen blijven in Nederland.

Geen kind hoort “illegaal” te zijn. Na het vreemdelingenbeleid van Minister Verdonk, dat geen rekening hield met kinderen en hun rechten, is met het aantreden van Staatssecretaris Albayrak de hoop gerezen op een kindvriendelijk(er) vreemdelingenbeleid conform het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De praktijk zal moeten uitwijzen of deze hoop reëel blijkt. Nog steeds leven in 2008 “illegale” kinderen in erbarmelijke omstandigheden.

Margrite Kalverboer
Universitair docent orthopedagogiek en onderzoeker Rijksuniversiteit Groningen
In 2008 lopen “illegale” kinderen meer risico om pijn te hebben dan “legale” kinderen. Voor “illegale” kinderen moet er anno 2008 nog steeds meer moeite gedaan worden om bij een zorginstantie, zoals de dokter, het Bureau Jeugdzorg, of de jeugd GGZ gezien en geholpen te worden.

Marjan Mensinga
Pharos: Landelijke kenniscentrum voor vluchtelingen en gezondheid
“Het opsluiten van vreemdelingenkinderen, puur op basis van hun status als “illegaal” kind, is een vorm van geweld tegen kinderen en schendt ook het non-discriminatiebeginsel uit het VN-Kinderrechtenverdrag”.

Prof. Pinheiro tijdens de internationale conferentie Stop Violence against Children, 9 november 2007
“De Nederlandse overheid dient de Vreemdelingenwet uit 2001 te herzien opdat het in overeenstemming is met de internationale normgeving”, en “Detentie van kinderen wier verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen mag alleen in laatste instantie plaatsvinden. Zij dienen adequaat onderwijs en huisvesting te krijgen”.

Dit was de aanbeveling die het VN-Comité voor de Rechten van het Kind in 2004 aan Nederland deed over het vreemdelingenbeleid. Anno 2008 is het in Nederland nog steeds realiteit dat “illegale” kinderen gevangen worden gezet, onnodig van hun ouders worden gescheiden en verstoken blijven van gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting.

Om te voldoen aan de kinderrechtenbeginselen op het gebied van het vreemdelingenbeleid moeten we in Nederland in 2008:
1. Bovenal het vreemdelingenbeleid in overeenstemming brengen met de bepalingen uit het IVRK. Dat houdt ook in: worteling van kinderen moet als verblijfsgrond kunnen gelden.
2. Geen kind op grond van verblijfstatus in de cel stoppen: er moeten alternatieven komen voor vreemdelingenbewaring, zoals het laten verblijven van “illegale” minderjarigen met hun ouders in onderdaklocaties.
3. Alle kinderen een toereikende levensstandaard (onderdak, kleding en eten), gezondheidszorg en adequate huisvesting bieden, ook vluchtelingenasielzoekers- en “illegale” kinderen.
4. Het recht op gezinsleven garanderen voor alle kinderen in Nederland.


Kinderrechten & Kindermishandeling
Klik op dit plaatje voor een vergrote weergave!

KinderrechtenBEGINSELEN en Kindermishandeling
1. Het belang van het kind staat voorop in de bestrijding van kindermishandeling, art. 3 en art. 19 IVRK
2. Kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van kindermishandeling, binnen het gezin, art. 19 IVRK
3 Kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van kindermishandeling, buiten het gezin, art. 19 IVRK
4. Mishandelde kinderen moeten goed worden geholpen, art. 19 en art. 39 IVRK

Onder kindermishandeling in artikel 19 IVRK wordt verstaan: alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijk of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik.

Daarmee hebben deze bepalingen een nauwe relatie met andere artikelen van het Verdrag. Zo is er in het geval van ‘exploitatie’ een directe relatie met artikel 34 IVRK over bescherming van kinderen tegen iedere vorm van seksuele uitbuiting. Recent gepubliceerd onderzoek (Van IJzendoorn/ Pinzie 2005) geeft aan dat er in Nederland veel meer kinderen mishandeld worden dan we tot nu toe dachten. In plaats van 50.000 á 80.000 gevallen van kindermishandeling per jaar moeten we nu uitgaan van 106.000 á 160.000 kinderen per jaar.

Positief is dat in 2007 een wettelijk verbod op slaan in de opvoeding is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Het geeft aan dat het slaan van kinderen ontoelaatbaar is. Ook de symbolische functie van het artikel is erg belangrijk. De oprichting van het Ministerie voor Jeugd en Gezin, met als speerpunt kindermishandeling, geeft aan dat het probleem serieus wordt genomen.

In het Actieplan Aanpak Kindermishandeling wordt aangegeven dat de RAAKmethode landelijk doorgevoerd gaat worden; een verplichte meldcode kindermishandeling is echter geen vereiste.
Nog steeds is er geen beleid en actieplan voor kwetsbare kinderen en doelgroepenbeleid: voor slachtoffers van eer – en traditiegerelateerd geweld is weinig aandacht.

In opdracht van de Verenigde Naties is een wereldwijd onderzoek gedaan naar Geweld tegen Kinderen onder leiding van de Braziliaanse professor Pinheiro: de Violence Study. Het onderzoek duurde van 2003 tot 2006. De uitkomst maakt pijnlijk duidelijk dat geweld tegen kinderen overal gebeurt, in elk land, in elke samenleving en in elke laag van de bevolking. Geen enkele vorm van geweld tegen kinderen is te rechtvaardigen en al het geweld tegen kinderen is te voorkomen. Uiteraard gelden de uitkomsten van het onderzoek ook voor Nederland. Eén van de voornaamste aanbevelingen van het onderzoek is om een actieplan op te stelllen op alle aanbevelingen van de Violence Study om kindermishandeling te voorkomen. Nederland heeft in 2007 een Actieplan opgesteld over de aanpak van kindermishandeling, Kinderen Veilig Thuis. Dit Actieplan is echter voornamelijk gericht op kindermishandeling binnen het gezin, het sluit niet volledig aan bij de uitkomsten van de Violence Study. Nederland heeft nog steeds geen actieplan opgesteld op alle vormen van kindermishandeling, zoals kinderprostitutie.

Kortom: we kunnen in Nederland nog veel meer doen om kinderen te beschermen tegen kindermishandeling, zowel binnen als buiten het gezin. Hierdoor voldoen we anno 2008 in Nederland lang niet altijd aan de beginselen van het IVRK om kindermishandeling te voorkomen.

Op een schaal van 1 tot 5 scoorde Het deskundigenpanel een 3.

Daarmee voldoet de aanpak van kindermishandeling volgens hen anno 2008 niet aan de beginselen van het IVRK. Opgemerkt werd dat
“vermoedens van kindermishandeling worden regelmatig niet (meteen) gemeld omdat men het lastig vindt om de ouders er op aan te spreken, men de band met de ouders niet op het spel wil zetten of uit angst voor repercussies. Een andere reden kan zijn de verwachting dat een andere instantie er wel werk van zal maken. Daarmee is dus ook de bescherming van kinderen onvoldoende gewaarborgd. Soms is er geen vertrouwen in de follow-up na de melding. Waar het gaat om hulp aan mishandelde kinderen wordt in de praktijk nog te vaak of te lang geschipperd tussen het belang van de ouders en dat van het kind”.
ARME KINDEREN EN KINDERMISHANDELING
Uit het recente onderzoek naar kindermishandeling in Nederland (Van IJzendoorn/Pinzie, 2005) blijkt dat werkloze ouders en ouders met weinig of geen opleiding zich relatief het meest schuldig maken aan kindermishandeling. Een effectief scholing- en werkgelegenheidsbeleid en beleid gericht op armoede-bestrijding in het algemeen is dan ook één van de beste manieren om kindermishandeling tegen te gaan.
Nederland investeert volstrekt onvoldoende in de gezonde gevoelsontwikkeling (om te beginnen de veilige hechting) van het (jonge) kind, in therapie voor mishandelde kinderen en in hun eigen jeugd beschadigde ouders, in voorbereiding op ouderschap, in onderzoek naar de geschiktheid niet alleen van adoptie- en pleeg- maar van alle ouders, in ondersteuning van ouders, in onderwijs en informatie over kinderrechten, en meer in het algemeen in het aanpakken van allerlei risicofactoren in het gezin èn in de maatschappij voor kindermishandeling en andere vormen van vermijdbare kinderbeschadiging. Een klein lichtpuntje is dat ouders sinds 25 april 2007 hun kind niet meer mogen slaan, uitschelden en vernederen (Staatsblad 2007, nr. 145). De plannen van het kabinet, hoezeer op zich ook toe te juichen, staan nog steeds in geen enkele zinnige verhouding tot de omvang en ernst – de menselijke èn de economische kosten! – van kindermishandeling in Nederland.

Prof. dr. Jan Willems
bijzonder hoogleraar Rechten van het Kind, Vrije Universiteit Amsterdam & Capaciteitsgroep Internationaal en Europees Recht en Centrum voor de Rechten van de Mens, Universiteit Maastricht
“De beste manier om met geweld tegen kinderen om te gaan, is het aan te pakken bij de bron, voordat het plaatsvindt. Iedereen heeft hierin een taak. Maar de overheid is de eerstverantwoordelijke. Die moet ervoor zorgen dat alle geweld tegen kinderen strafbaar is, ongeacht waar en door wie het wordt gepleegd.’’

Prof. Pinheiro
UN Study Violence against Children, 2006
Nog steeds, in 2008, hebben kinderen die slachtoffer zijn van geweld (in hun gezin) geen goed ‘huis’ in Nederland. De Jeugdzorg is een onbewoonbaar verklaarde woning geworden voor kinderen die te maken hebben met kindermishandeling, seksueel misbruik en huiselijk geweld. Als een goede aannemer zou het Ministerie voor Jeugd en Gezin het huis van de Jeugdzorg moeten slopen en een geheel nieuw, kindvriendelijk huis moeten bouwen. De ‘keten’ moet doorbroken worden, en om de ‘kinderen van het geweld’ heen dient een cirkel te komen van professionals die veel kennis en kunde hebben over geweld tegen kinderen. Multidisciplinaire centra voor diagnostiek en behandeling van verwaarlozing, mishandeling (waaronder partner geweld) en seksueel misbruik zijn noodzakelijk.

Prof. dr. Francine Lamers-Winkelman
bijzonder hoogleraar Preventie en Hulpverlening inzake Kindermishandeling Vrije Universiteit Amsterdam
Geweld tegen kinderen is helaas een te veel voorkomend en een welhaast onuitroeibaar probleem, zo lijkt het. Toch hebben we een VN-kinderrechtenverdrag, (inter)nationale regelingen en wetten die geweld tegen kinderen beogen tegen te gaan en/of gepleegd geweld bestraffen. Daarnaast is er ook nog het gezond verstand dat weet dat kindermishandeling niet mag gebeuren. En toch, en toch ...vele duizenden kinderen zijn in 2008 in Nederland nog jaarlijks het slachtoffer van mishandeling, misbruik, verwaarlozing en/of non-verbaal geweld. Dit is onaanvaardbaar en mag niet zo doorgaan, omdat de schade hiervan voor die kinderen zowel nu als later gigantisch is. Daarom: Stop geweld tegen kinderen!

Prof. mr. Paul Vlaardingerbroek
Hoogleraar jeugdrecht, Universiteit Tilburg
De omvang van kindermishandeling bewijst vooral dat ouderschap een broze aangelegenheid is. Ruimhartige ondersteuning van ouders is daarom de belangrijkste preventie van kindermishandeling. De bij veel beleidsmakers en politici bestaande opvatting, ook nog in 2008, dat goede ouders het alleen wel af kunnen getuigt van onverschilligheid jegens ouders, is schadelijk voor kinderen en funest voor de samenleving.

Prof. dr. Herman Baartman
emeritus hoogleraar Preventie en Hulpverlening inzake Kindermishandeling (VU)

Om te voldoen aan de kinderrechtenbeginselen om kindermishandeling te voorkomen moeten we in Nederland in 2008:
1. Professionaliseren. Iedereen die met kinderen werkt moet op de hoogte zijn hoe zij kindermishandeling kunnen voorkomen, signaleren en tegengaan. En wat ze vervolgens moeten doen als er een vermoeden van kindermishandeling is.
2. De omslag maken naar preventie. Dat houdt in: een landelijke uitrol van de RAAKmethode, waarbij de Overheid regie houdt, een landelijke verplichte doorvoering van een uniforme meldcode en effectief gebleken interventies ter voorkoming van kindermishandeling moeten landelijk worden doorgevoerd.
3. Meer zorg hebben voor kwetsbare kinderen. Van sommige groepen kinderen weten we dat ze meer risico lopen op kindermishandeling, waaronder arme kinderen, kinderen in instellingen, gehandicapte kinderen en illegale kinderen.
4. Een Nationaal Actieplan maken op de aanbevelingen uit de VN Violence Study, met concrete plannen om kindermishandeling (ook buiten gezin) tegen te gaan.


Kinderrechten & Gezondheidszorg
Klik op dit plaatje voor een vergrote weergave!

KinderrechtenBEGINSELEN en Gezondheidszorg
1. Het belang van het kind staat voorop in de gezondheidzorg, artikel 3 en 24 IVRK
2. Ouders moeten ervoor zorgen dat hun kind gezond is, artikel 18 en 24 IVRK
3. De regering moet ervoor zorgen dat er voor alle kinderen een goede gezondheidszorg is, artikel 24 IVRK
4. Gezondheid van kinderen gaat boven tradities, artikel 24 lid 3 IVRK

Het recht op gezondheidszorg in het IVRK is een van de basisvoorzieningen voor kinderen. Het gaat over de behandeling en bestrijding van ziekte, maar ook over de voorzieningen die nodig zijn om te kunnen (over)leven. De openbare gezondheidszorg zorgt in Nederland voor de bescherming, bevordering en bewaking van de volksgezondheid en collectieve preventie. Het nieuwe kabinet heeft vanaf 2007 veel aandacht voor de gezondheid van kinderen. Er wordt veel geïnvesteerd in preventie van roken, obesitas en alcohol. Dat zijn goede ontwikkelingen. Toch zijn er zijn er ook punten van zorg op het gebied van de gezondheidszorg. Er zijn grote zorgen over het gebrek aan structurele ondersteuning van de activiteiten gericht op signalering en aanpak van kindermishandeling binnen de gezondheidszorg en met name binnen de ziekenhuizen. De politiek en de zorgverzekeraars doen weinig om dit ernstige probleem te verhelpen. Net als voor de jeugdzorg, moet er ook voor de gezondheidszorg, één van de primair signalerende partijen van kindermishandeling, meer geld worden uitgetrokken om kindermishandeling ook vanuit de gezondheidszorg aan te kunnen pakken.

Er zijn ernstige zorgen over de gezondheidszorg voor illegale kinderen. Zij kunnen zich niet verzekeren tegen AWBZ-zorg. Bekend is dat ziekenhuizen en artsen noodzakelijke behandelingen voor deze kinderen weigeren. Ook de geestelijke gezondheidszorg laat veel te wensen over. Uit recentelijk onderzoek van Gezondheidsnet blijkt dat kinderen steeds vaker emotionele problemen hebben, maar dat ondanks deze toename van benodigde psychische zorg, nog steeds maar een klein deel van alle kinderen met deze problemen wordt geholpen.

Ook moeten we stilstaan bij meisjesbesnijdenis. Meisjesbesnijdenis is in Nederland nog steeds een veel voorkomend probleem, ondanks dat het strafbaar gesteld is in het Wetboek van Strafrecht als een vorm van ‘mishandeling’; het is namelijk een opzettelijke benadeling van de gezondheid. Meisjesbesnijdenis gebeurt nog steeds in privé-klinieken, maar de overheid heeft tot nu toe geen landelijk onderzoek gedaan. Er is geen actieplan voor deze vorm van kindermishandeling, ondanks de actieve verplichting voor Nederland in artikel 24 lid 3 IVRK: Nederland moet traditionele gebruiken en tradities afschaffen die slecht zijn voor de gezondheid van kinderen. Nederland moet zich dus meer inzetten om die tradities tegen te gaan.

Kortom: anno 2008 kunnen we in Nederland nog meer doen om de beginselen over gezondheidszorg uit het IVRK na te leven.

Het deskundigenpanel scoorde op een schaal van 1 tot 5 een 2.

Daarmee voldoet de gezondheidszorg volgens hen anno 2008 niet aan de beginselen van het IVRK. Aangegeven werd dat zowel de overheid als de ouders meer moeten doen om het goede voorbeeld te geven:
“Het belang van het kind staat misschien wel vooraan qua intentie en goede bedoelingen, maar vanwege onduidelijke taakafbakening en een overmaat aan instanties die hun beleid niet of slecht op elkaar afstemmen, is het kind vaak de dupe. Met name gezondheidsmankementen die de schoolloopbaan van het kind belemmeren moeten scherp(er) in de gaten gehouden worden. Met name allochtone ouders moeten erbij ondersteund worden dat hun kind gezond blijft op het gebied van eetgewoontes, lichamelijke training van meisjes e.d”.

ARME KINDEREN EN GEZONDHEIDSZORG
Arme kinderen lopen verhoogde gezondheidsrisico’s omdat ze onvoldoende of ongezond eten, geen sport kunnen beoefenen en geen medische en tandheelkundige zorg kunnen betalen. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2007) volgt dat 40.000 kinderen onverzekerd zijn: dit zijn merendeel arme kinderen, waarvan ook een deel “illegale” kinderen die zich niet kunnen verzekeren.
Bron: CBS (2007)

Ieder kind heeft recht op gezondheid. Gelukkig is de jeugdgezondheidszorg in Nederland goed geregeld. Maar het kan beter. Zo moeten de schotten tussen jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg verdwijnen, zodat jeugdgezondheidszorg signalen over mishandeling kan doorgeven aan jeugdzorg. Immers, geen enkel kind mag worden mishandeld. Daarnaast moeten we wéten of onze zorg wel echt de problemen oplost. In opdracht van het Ministerie voor Jeugd en Gezin stimuleert ZonMw vanaf 2007 dan ook onderzoek naar de effectiviteit van vroegsignaleringsinstrumenten, interventies en richtlijnen. ZonMw werkt hierin nauw samen met het Nederlands Jeugdinstituut en het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid. Het doel: betere zorg voor de jeugd!

Senator dr. Kim Putters
voorzitter Programmacommissie Zorg voor Jeugd van ZonMw
Om kindermishandeling aan te pakken is een structurele aanpak vanuit de gezondheidszorg absoluut vereist. Het voorkomt ernstige gezondheid- en maatschappelijke schade (en kosten) zowel op korte als op lange termijn. Alleen vergoeden de huidige Diagnose Behandeling Combinaties die geleverde inspanningen vrijwel niet. Het wordt tijd dat de politiek en zorgverzekeraars een nieuwe koers bepalen en dat er voldoende financiële middelen voor preventie, signalering van vermoedens, diagnostiek, interventie en behandeling van kindermishandeling ook in de gezondheidszorg beschikbaar komen. Dat houdt in:
  • De inzet van signaleringsinstrumenten op alle Spoedeisende Hulpafdelingen in Nederland
  • Een richtlijn en meldcode
  • Een goed functionerend intervisie team met experts van binnen en buiten het ziekenhuis (waaronder met name ook een vertrouwensarts van het AMK) gericht op diagnose-risicotaxatie-behandeling en interventie ter voorkoming van recidief kindermishandeling
  • Een systeem van permanente scholing passend bij de functie van elke medewerker in het ziekenhuis
Rian Teeuw
kinderarts AMC
Meisjesbesnijdenis is in Nederland nog steeds een veel voorkomende zaak. Dit traditionele gebruik is schadelijk voor de gezondheid en het welbevinden van meisjes. En hoewel het strafbaar is gesteld als mishandeling in het Wetboek van Strafrecht, vindt het nog steeds plaats, waaronder in privé-klinieken in Nederland. De Nederlandse overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen: een landelijk onderzoek en een landelijk gecoördineerd Actieplan om deze ernstige vorm van kindermishandeling te voorkomen. Daarmee voldoen we in Nederland aan onze verplichting in art. 24 lid 3 IVRK: gezondheid van kinderen gaat boven tradities.

Ineke van Winden
Stichting Kinderpostzegels Nederland

Om te voldoen aan de kinderrechtenbeginselen op het gebied van de gezondheidszorg moeten we in Nederland in 2008:
1. Gezondheidszorg voor alle kinderen in Nederland garanderen, ook voor “illegale” kinderen.
2. Betere ondersteuning realiseren vanuit de gezondheidszorg om kindermishandeling tegen te gaan.
3. Ondervoeding beter signaleren bij kinderen in verband met armoede.
4. Een landelijk onderzoek doen naar meisjesbesnijdenis: om meisjesbesnijdenis tegen te gaan is het noodzakelijk dat er een landelijke aanpak komt.
5. De geestelijke gezondheidszorg verbeteren, waaronder een toename realiseren van het aantal jeugdpsychiaters.


Kinderrechten & Jeugdzorg
Klik op dit plaatje voor een vergrote weergave!

KinderrechtenBEGINSELEN en Jeugdzorg
1. Het belang van het kind staat voorop in de jeugdzorg, art. 3 en art. 39 IVRK
2. Een jeugdzorg vrij van discriminatie, art. 2 en art. 39 IVRK
3. Een jeugdzorg met inspraak, art. 12 en art. 39 IVRK
4. Een jeugdzorg die adequate bescherming en zorg biedt, art. 19 en 39 IVRK
5. Een jeugdzorg met voldoende middelen, art. 3 lid en 4 IVRK

In 2005 trad in Nederland de Wet op de Jeugdzorg in werking. Artikel 3 IVRK werd daarvoor als uitgangspunt gebruikt: het belang van het kind staat centraal. Zorg op maat, een indicatiebesluit dat een recht op jeugdzorg geeft, één Bureau Jeugdzorg per provincie en meer zeggenschap van cliënten moesten daarvoor zorgen. Deze uitgangspunten bleken echter moeilijk te realiseren. In 2007 werd het (programma)Ministerie voor Jeugd en Gezin opgericht. Daarmee kwam er één aanspreekpunt voor het jeugdbeleid. De Wet op de Jeugdzorg leek de problemen en de wachtlijsten in de jeugdzorg niet op te lossen, het recht op jeugdzorg werd niet waargemaakt. De Minister voor Jeugd en Gezin gaf bij zijn aantreden aan dat hij het jeugdbeleid zal baseren op het VN-Kinderrechtenverdrag. Dat betekent een jeugdzorg waarin het belang van het kind voorop staat, een jeugdzorg met inspraak, met voldoende middelen en met kwaliteit.

Er zijn in 2007 al veel goede stappen gezet om de jeugdzorg te verbeteren. Zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Er wordt veel geld beschikbaar gesteld, maar helaas niet altijd op structurele basis. Het Deltaplan zal worden doorgevoerd; waarbij een combinatie van verlaging van de caseload van gezinsvoogden en het kwaliteitsprogramma Beter Beschermd moeten leiden tot een jeugdzorg waarbij het kind weer centraal staat. De sector zal worden geprofessionaliseerd en tuchtrecht wordt geïntroduceerd. Er komt nieuwe wetgeving om eerder in te kunnen grijpen om erger te voorkomen. De Centra voor Jeugd en Gezin moeten bijdragen aan de omslag naar preventie.

Wij gaan er van uit dat alle goede plannen de jeugdzorg zullen verbeteren. Dat is hard nodig. Er zijn anno 2008 nog steeds wachtlijsten bij de AMK’s, de instellingen en de crisisopvang. De noodzakelijke behandeling van kinderen laat veel te wensen over. Het gaat veelal om jongeren met ernstige gedragsproblemen die behandeling nodig hebben. Er is onvoldoende adequaat geschoold personeel. De start van de behandeling laat hierdoor vaak maandenlang op zich wachten. Er wordt in Nederland nog steeds niet voldoende gewerkt volgens de visie dat opgroeien in een gezin pedagogisch vaak het beste is voor een kind: de opvang van kinderen is er nog steeds op gericht om hen in instellingen te plaatsen.

Nog steeds lukt het ons anno 2008 in Nederland niet om de jeugdzorg vorm te geven waarbij het belang van het kind voorop staat, er voldoende inspraak is, voldoende structurele middelen worden vrijgemaakt en kwaliteit van de hulpverlening hoog is. Hierdoor voldoen we anno 2008 in Nederland lang niet altijd aan de jeugdzorgbeginselen van het IVRK.

Het deskundigenpanel scoorde op een schaal van 1 tot 5 een 2.

Daarmee voldoet de jeugdzorg volgens hen anno 2008 niet aan de beginselen van het IVRK. Een van de panelleden merkte daarbij op:
“Ook in de jeugdzorg geldt dat nog teveel vanuit instellingsbelang wordt gedacht in plaats vanuit het belang van het kind. Overigens is aan de organisatie van inspraak op cliëntniveau (via het behandelplan) en instellingsniveau de afgelopen jaren veel verbeterd. De inrichting van het stelsel leidt tot een vorm van selectie aan de poort: allochtone jeugdigen belanden eerder in de justitiële jeugdzorg (en in het jeugdstrafrecht), terwijl autochtone jeugd oververtegenwoordigd is in de vrijwillige jeugdzorg.”

ARME KINDEREN EN JEUGDZORG
Steeds vaker kenmerkt de problematiek van gezinnen die het moeilijk hebben zich door “multiproblem”. Een gezin dat in de jeugdzorg beland is, heeft vaak ook financiële problemen. Arme kinderen zijn in de jeugdzorg oververtegenwoordigd. Buiten steun bieden aan de ouders en toezicht te houden op het kind, richt de hulpverlening zich dan óók op het oplossen van de schulden.
Bron: CPB en CBS.

RECHTSPRAAK EN JEUGDZORG

Uitspraak artikel 3 en 37 IVRK (Rb Groningen 89153/JE RK 06-694)
“Ingevolge artikel 3, eerste en tweede lid, van het IVRK, welk artikel rechtstreekse werking heeft, vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging, en verbinden Staten die partij zijn bij dit Verdrag zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn. Artikel 37 aanhef en onder b, van evengenoemd Verdrag regelt dat geen enkel kind op onwettige of willekeurige wijze van zijn of haar vrijheid wordt beroofd. Vast staat dat A. op dit moment verstoken blijft van adequate zorg; vast staat eveneens dat A. reeds méér dan een jaar in een gesloten instelling verblijft waar hem de noodzakelijke, geïndiceerde behandeling van zijn problematiek niet wordt geboden. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat een daadwerkelijke behandeling van A. op grond van artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg in combinatie met artikel 3 van het Internationale Verdrag tot bescherming van de rechten van het kind zo spoedig mogelijk een aanvang dient te nemen. A. dient thans binnen een termijn van 2 weken na datum van deze beschikking geplaatst te worden op een voor hem geëigende behandelinstelling”.

Kortom: de rechter oordeelde dat een LVG jongen (IQ 61) die al meer dan een jaar in een Justitiële Jeugdinrichting verbleef per direct overgeplaatst moest worden naar een behandelplek. De beslissing werd mede gebaseerd op het IVRK. Aan artikel 3 IVRK werd rechtstreekse werking toegekend.
Ik vind het niet leuk, steeds ga ik ergens anders heen. Eerst ga ik hier heen, dan ga ik daar heen, nu moet ik naar Groningen, straks moet ik zeker naar België of naar Duitsland. Ik wil graag ergens blijven, me thuis voelen. Ik wil voetballen en vrienden maken en echt wonen in een huis. Mijn voogd doet zijn best, meer kan hij niet doen. Ik krijg wel eens een cadeautje van hem en van mijn eigen vader krijg ik niks.

Jeugdzorgpupil V.
13 jaar, IQ 65, woonde in 3 maanden in 4 verschillende instellingen, waaronder in een gesloten instelling waar hij vaak werd gesepareerd.
De noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de jeugdzorg wordt anno 2008 steeds nadrukkelijker gezocht in technocratische oplossingen. De waarde van het ‘gewone’ intermenselijke contact verdwijnt op de achtergrond. Werkers worden uitwisselbaar geacht. Het omgangsklimaat verslechtert. Leren van het gewone leven heeft niets aan waarde ingeboet. De jeugdzorg moet terugkeren naar eenvoudige pretenties en die waarmaken. Het zou al een prestatie zijn als we de rechten van kinderen als uitgangspunt kiezen voor ons handelen in de werkpraktijk. Mooie nota’s volstaan niet.

Kees Kleijbergen
directeur de Rading
Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind deed op het gebied van de jeugdzorg in 1999 en 2004 de aanbeveling aan Nederland dat er uitbreiding moest komen van alternatieve zorg voor kinderen die (tijdelijk) niet meer thuis kunnen wonen. Het Comité gaf onder andere aan dat er uitbreiding moest komen van ondersteunende diensten en financiële bijstand aan pleeggezinnen. Ook deed zij, net als in 1999, de aanbeveling om een Kinderombudsman in te stellen. In 2008 zijn deze aanbevelingen niet of onvoldoende opgevolgd: Er is nog geen Kinderombudsman. En hoewel er extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor plaatsingen in een pleeggezin, is de jeugdzorg nog steeds sterk gericht op plaatsing in een residentiële instelling.

Om te voldoen aan de kinderrechtenbeginselen op het gebied van de jeugdzorg moeten we in Nederland in 2008:
1. Het kind centraal stellen: passende zorg bieden voor ieder kind die dat nodig heeft. De noodzakelijke behandelingen moeten beschikbaar zijn, zowel in kwaliteit als in kwantiteit.
2. Het recht op jeugdzorg waarmaken. Dat betekent onder andere: geen wachtlijsten bij de Bureaus Jeugdzorg en de instellingen.
3. L aagdrempelige kindvriendelijke rechtshulp bieden: zoals vertrouwenspersonen, kinderrechtshulp en de Kindertelefoon.
4. Kinderen zoveel mogelijk in een gezin laten opgroeien: er moet alles aan worden gedaan om het recht op gezinsleven te garanderen.


Kinderrechten & Jeugdstrafrecht
Klik op dit plaatje voor een vergrote weergave!

KinderrechtenBEGINSELEN en Jeugdstrafrecht
1. Het belang van het kind staat voorop in het jeugdstrafrecht: art. 3, 37 en 40 IVRK
2. De pedagogische aanpak staat centraal in het jeugdstrafrecht, niet het straffen: art. 37 en 40 IVRK
3. De opsluiting in een justitiële jeugdinrichting gebeurt alleen als laatste middel en maar zo kort mogelijk: art. 37 IVRK
4. Kinderen worden niet samengeplaatst met volwassenen in een gevangenis: art. 37 IVRK
5. Kinderen krijgen een eerlijk proces en juridische steun: art. 40 IVRK
5. Kinderen worden zo lang mogelijk buiten de strafrechtelijke procedures gehouden: art. 40 IVRK

Met het ondertekenen van het IVRK en onderliggende richtlijnen op het gebied van het jeugdstrafrecht, de zogenaamde Beijing en Havana rules, zette Nederland de pedagogische aanpak in het jeugdstrafrecht voorop. Dat betekent: niet het straffen, maar de (her)opvoeding van de jeugdige delinquent staat voorop. Om daaraan te voldoen moeten we in Nederland bijvoorbeeld kinderen zo lang mogelijk buiten de strafrechtelijke procedure houden, kinderen pas opsluiten als er ècht geen andere mogelijkheid is en kinderen alleen maar voor een zo kort mogelijke tijd opsluiten.

Cijfers en de media geven aan dat de aanpak van jeugdcriminaliteit in Nederland in 2008 strenger is dan voorheen: de hekken worden alsmaar hoger, er heerst een lik op stuk - beleid, snel en hard optreden en het meteen opsluiten van kinderen zijn geen uitzondering. Het aantal jongeren dat wordt vastgezet groeit nog steeds. De capaciteit in 2007 was ongeveer 3000 gesloten plaatsen. De politiek kondigde aan dat de capaciteit wordt uitgebreid. Een deel van de capaciteitsuitbreiding van deze jeugdafdelingen vindt in 2008 in volwassenengevangenissen plaats. Het is niet uitzonderlijk dat snel wordt besloten tot opsluiting als sanctie bij een wetsovertreding. Jongeren worden met volwassenen in politiecellen opgesloten en verhoord, zonder dat er iemand bij is. Mede door het gebrek aan noodzakelijke behandelingen en resocialisatieprogramma’s èn door minimale nazorg zijn de recidivecijfers van jeugdige delinquenten schrikbarend hoog.

Eind 2007 werd in de politiek weer gesproken over het vaker berechten van 16- en 17-jarigen volgens het volwassenenstrafrecht. Jongeren die volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht, kunnen voor 30 jaar achter de tralies verdwijnen; er zit geen maximum aan hun detentie. Een groot nadeel is dat in dit geval de jongere zijn straf niet uitzit in een pedagogisch ingestelde jeugdinrichting, maar in een inrichting voor volwassenen. Dit levert een schending op van de beginselen van het IVRK over jeugdstrafrecht. Argumenten als “ernst van het feit” en “geschokte rechtsorde” vormen voor de rechter in veel gevallen aanleiding tot toepassing van het meerderjarigen strafrecht.

Ook werd er in Nederland weer gesproken over de mogelijkheid om kinderen onder de 12 jaar te berechten. De ontwikkelingen tonen aan dat er anno 2008 duidelijk een verharding aan de gang is in het jeugdstrafrecht. Niet de pedagogische aanpak, maar het straffen staat voorop.

Het niet voorop stellen van de pedagogische aanpak in het jeugdstrafrecht zorgt ervoor dat we anno 2008 in Nederland lang niet altijd voldoen aan de IVRK beginselen van het jeugdstrafrecht.

Het deskundigenpanel scoorde op een schaal van 1 tot 5 een 3.

Daarmee voldoet het jeugdstrafrecht volgens hen anno 2008 niet aan de beginselen van het IVRK. Een van de panelleden merkte daarbij op:
“In het jeugdstrafrecht strijden onherroepelijk het belang van het kind en het maatschappelijk belang om voorrang. Door de aanzwellende roep om strenger ingrijpen (ook buiten de strafrechtsfeer, denk aan de prep camps), zwaardere straffen en frequenter toepassing van het volwassenenstrafrecht, dreigt het kind belang overschaduwd te worden en straffen meer aandacht te krijgen dan opvoeden”.
ARME KINDEREN EN JEUGDSTRAFRECHT
Jeugdreclasseringwerkers zien in de praktijk dat arme kinderen een groter risico lopen om te vervallen in jeugdcriminaliteit dan andere kinderen. Door de armoede worden zij slachtoffer van sociale uitsluiting. Zij hopen weer aansluiting te vinden bij hun leeftijdgenoten met het stelen van mooie spullen, zoals makeup of een telefoon. Dat ze daarmee de wet overtreden, nemen zij op de koop toe. Kortom: armoede is een ‘maatschappelijke’ risicofactor voor jeugdcriminaliteit.

Rechtsprak en jeugdstrafrecht

Rb. Haarlem december 2007: 140689/KG ZA 07-614
“Volgens Q. handelt de Staat in strijd met de artikelen 3 lid 2, 4, 6 lid 2, 18, 20 en 37 sub b van het IVRK en artikel 5 lid 1 sub b van het EVRM door haar niet te plaatsen op een voor haar geschikte behandelplek. Dit betoog treft geen doel. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevatten de artikelen 3 en 37 van het IVRK gelet op de formulering, geen normen die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar zijn. Binnen het beperkte toetsingskader van dit kort geding is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat dit evenzeer geldt voor de artikelen 4, 6 lid 2 18 en 20 van het IVRK, zodat daarop geen beroep kan worden gedaan”. Deze rechter ontzegde in deze zaak alle bepalingen van het VN-Kinderrechtenverdrag waarop een beroep werd gedaan directe werking in Nederland. Dit, in tegenstelling tot de zaak onder het thema jeugdzorg, waarbij de rechter in Groningen wél directe werking toekende aan artikel 3 IVRK .

Het jeugdstrafrecht zoals dat nu bestaat in Nederland biedt onvoldoende mogelijkheden voor het bieden van een goed kader voor het opleggen van gedifferentieerde vormen van hulp voor de jongere en/of zijn ouders. Ik verwacht in dit opzicht veel van de gedragsbeïnvloedende maatregel, die volgend jaar zal worden ingevoerd.

Johan van Schaik
Gz-psycholoog en rapporteur Pro Justitia
Het is opmerkelijk dat we in Nederland een civiel jeugdrecht en een jeugdstrafrecht kennen. Het civiele jeugdrecht is er voor bedoeld om jeugdigen te beschermen als het fout dreigt te gaan in hun ontwikkeling. Een stoornis en/of gebrek aan ouderlijk gezag ligt daar dan vaak aan ten grondslag. Het jeugdstrafrecht is er voor bedoeld om jeugdigen die ontsporen/delicten plegen enerzijds te straffen en anderzijds nieuwe mogelijkheden te bieden. Een stoornis of gebrek aan ouderlijk gezag ligt vaak aan deze ontsporing ten grondslag. Als we meer naar de oorzaken gaan kijken en minder naar de uitingsvormen zouden we naar één jeugdrecht kunnen. Het recht van alle kinderen op een gezonde ontwikkeling. Waar, als het fout dreigt te gaan, vanuit bescherming wordt ingegrepen en waar straffen of inperking van vrijheid (indien nodig) in de opvoeding geïntegreerde elementen zijn.

John Nijhuis
Algemeen directeur Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg
Nederland heeft voorbehouden gemaakt bij de artikelen 37 en 40 IVRK. Op grond van het voorbehoud bij artikel 37 kunnen er nog steeds kinderen van 16 en 17 jaar volgens het volwassenenstrafrecht berecht worden. Het is mogelijk dat zij dan 30 jaar gevangenis krijgen, er zit geen maximum aan hun detentie. Op grond van het voorbehoud bij artikel 40 kunnen jeugdigen, als zij worden opgepakt, verhoord worden zonder dat er een raadsman bij is die hen helpt in de procedure. Het ziet er vooralsnog niet naar uit dat Nederland de voorbehouden intrekt. In 2004 zei het VN-Comité voor de Rechten van het Kind hierover in General Comment Nr. 10 (2007) Children’s Rights in Juvenile Justice (2007):
“A number of States Parties have made reservations regarding this guarantee (article 40 (2)(b)(ii) CRC), apparently assuming that it requires exclusively the provision of legal assistance and therefore by a lawyer. That is not the case and such reservations can and should be withdrawn”.

Om te voldoen aan de kinderrechtenbeginselen op het gebied van het jeugdstrafrecht moeten we in Nederland in 2008:
1. Bovenal de pedagogische aanpak in het jeugdstrafrecht centraal stellen: niet straffen, maar (her)opvoeden van kinderen moet leidend zijn.
2. Het opsluiten van kinderen tegengaan. Er moet een Actieplan komen om het aantal kinderen in detentie te verminderen door meer alternatieven, zoals herstelrecht (slachtoffer-dader-gesprekken) en HALT toe te passen.
3. De voorbehouden intrekken bij artikel 37 en 40 IVRK: geen strafbaarstelling in Nederland volgens het volwassenenstrafrecht van 16- en 17-jarigen en kinderen mogen niet verhoord worden zonder juridische hulp.


Het deskundigenpanel bestond uit:
  • Manuela du-Bois Reymond - emiritus hoogleraar Pedagogiek Universiteit Leiden
  • Steven van Eijck - voormalig Commissaris Jeugd en Jongerenbeleid en thans voorzitter RvB Stichting Europese Jongerenhoofstad
  • Nanneke Quick-Schuit - voormalig kinderrechter en thans SP-Eerste Kamerlid
  • Ineke Smidt - voorzitter (2007) Brancheorganisatie Maatschappelijke Ondernemersgroep
  • Kim de Vos - Beleidsmedewerker Nationale Jeugdraad


COLOFON
Dit is een gezamenlijke uitgave van Defence for Children International en Unicef Nederland. © januari 2008
Tekst: Marieke Simons
Vormgeving: Charlotte Boersma, Artwize Amsterdam
Druk: Stenco, Amsterdam
Oplage: 500 exemplaren
Gratis exemplaren zijn te downloaden via www.defenceforchildren.nl en www.unicef.nl
 
Unicef Nederland Defence for Children International/ECPAT
Postbus 30603 Postbus 75297
2500 GP Den Haag 1070 AG Amsterdam
Giro 121 Giro 35402
www.unicef.nl
www.defenceforchildren.nl of www.kinderrechten.nl