maandag, juni 25, 2007

21. Wetsvoorstel 30145: Voortgezet Ouderschap na Scheiding: Eindversie zoals in de Tweede Kamer aangenomen en naar de Eerste Kamer gestuurd werd

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1

Vergaderjaar 2006-2007



30145 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

12 juni 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het voortgezet ouderschap na scheiding te bevorderen door het verplicht stellen van een ouderschapsplan en het expliciteren van de ouderlijke verantwoordelijkheid en voorts de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap af te schaffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16a, tweede lid, vervalt: 77a, .

Aa

In artikel 20, eerste lid, aanhef, vervallen de woorden “of van een huwelijk”.

Ab

In artikel 20a, eerste lid, vervallen de woorden “of van een huwelijk”.

B

Afdeling 5A Omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap, van titel 5, vervalt.

Ba

Artikel 80c wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 80c wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

3. Een geregistreerd partnerschap kan niet met wederzijds goedvinden als bedoeld in het eerste lid, onder c, worden beëindigd indien de partners:

a. al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer van hun gezamenlijke kinderen;

b. ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag gezamenlijk uitoefenen over een of meer kinderen.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede “op verzoek van één der partners” vervangen door: op verzoek van de partners of een van hen.

C

In het tweede lid van artikel 80d wordt na “de artikelen 155” ingevoegd: ,157, vierde en zesde lid, 158.

D

In artikel 149 wordt aan het slot van onderdeel d de puntkomma vervangen door een punt en vervalt onderdeel e.

E

In het tweede lid van artikel 235 wordt “artikel 253a” vervangen door: artikel 253a, eerste lid.

F

In het tweede lid van artikel 236 wordt “artikel 253a” vervangen door: artikel 253a, eerste lid.

G

Aan artikel 247 worden drie leden toegevoegd, luidende:

3. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.

4. Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na het beëindigen van het geregistreerd partnerschap, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.

5. Ouders kunnen ter uitvoering van het vierde lid in een overeenkomst of ouderschapsplan rekening houden met praktische belemmeringen die ontstaan in verband met de ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, het beëindigen van het geregistreerd partnerschap, of het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, echter uitsluitend voor zover en zolang de desbetreffende belemmeringen bestaan.

Ga

Na artikel 247 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 247a

Indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst en de ouders hun samenleving beëindigen, stellen zij een ouderschapsplan op als bedoeld in artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

H

In artikel 250 wordt “benoemt de kantonrechter” vervangen door: benoemt de rechtbank, danwel, indien het een aangelegenheid inzake het vermogen van de minderjarige betreft, de kantonrechter, of, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter,.

I

Artikel 251 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de zinsnede “, tenzij de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen in het belang van het kind bepaalt dat het gezag over een kind of de kinderen aan een van hen alleen toekomt”.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

J

Artikel 251a komt te luiden:

Artikel 251a

1. De rechter kan na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

2. De beslissing op grond van het eerste lid wordt gegeven bij de beschikking houdende scheiding van tafel en bed, echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of bij latere beschikking.

3. Indien een beslissing op grond van het eerste lid niet alle kinderen der echtgenoten betrof, vult de rechtbank haar aan op verzoek van een van de ouders, van de raad voor de kinderbescherming of ambtshalve.

4. De rechter kan, indien hem blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van het eerste lid. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

K

Artikel 253a komt te luiden:

Artikel 253a

1. In geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag kunnen geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

2. De rechtbank kan eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:

a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;

b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;

c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;

d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.

3. Indien op de ouders de verplichting van artikel 247a rust en zij daaraan niet hebben voldaan, houdt de rechter de beslissing op een in het tweede lid bedoeld verzoek ambtshalve aan, totdat aan die verplichting is voldaan. Aanhouding blijft achterwege indien het belang van het kind dit vergt.

4. De artikelen 377a, vierde lid, 377e en 377g zijn van overeenkomstige toepassing. Daar waar in deze bepalingen gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling wordt in plaats daarvan gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

5. De rechtbank beproeft alvorens te beslissen op een verzoek als in het eerste of tweede lid bedoeld, een vergelijk tussen de ouders en kan desverzocht en ook ambtshalve, zulks indien geen vergelijk tot stand komt en het belang van het kind zich daartegen niet verzet, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beschikking of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

6. De rechtbank behandelt het verzoek binnen zes weken.

L

Het tweede lid van artikel 253aa komt te luiden:

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag zijn hierop van toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede lid, en 251a, tweede en derde lid.

M

Artikel 253n wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “251, tweede lid” vervangen door: 251a, eerste lid. Tevens vervalt in de laatste volzin: in het belang van het kind.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste en derde lid van artikel 251a zijn van overeenkomstige toepassing.

N

Het tweede lid van artikel 253sa komt te luiden:

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag zijn hierop van toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede lid, en 251a, tweede en derde lid.

O

Artikel 377a komt te luiden:

Artikel 377a

1. Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.

2. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.

3. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of

d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

P

In het eerste lid van artikel 377e wordt na “op verzoek van de ouders of van een van hen” ingevoegd: of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.

Q

Artikel 377f vervalt.

R

In artikel 377g wordt “de artikelen 377a, 377b of 377f” vervangen door: de artikelen 377a of 377b.

S

Artikel 377h vervalt.

T

Artikel 400, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien een persoon verplicht is levensonderhoud te verstrekken aan twee of meer personen en zijn draagkracht onvoldoende is om dit volledig aan allen te verschaffen, hebben zijn kinderen en stiefkinderen die de leeftijd van een en twintig jaren nog niet hebben bereikt voorrang boven alle andere onderhoudsgerechtigden en hebben zijn echtgenoot, zijn vroegere echtgenoot, zijn geregistreerde partner, zijn vroegere geregistreerde partner, zijn ouders en zijn kinderen en stiefkinderen die de leeftijd van een en twintig jaren hebben bereikt voorrang boven zijn behuwdkinderen en zijn schoonouders.

ARTIKEL II

De Zesde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A0

Artikel 812 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van artikel 812 wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Een beschikking als bedoeld in artikel 253a, eerste en tweede lid, of artikel 377a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan slechts met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voorzover dit bij die beschikking is bepaald.

A

Artikel 815 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het vijfde tot en met het zevende lid worden na het eerste lid drie leden ingevoegd, luidende:

2. Het verzoekschrift bevat een ouderschapsplan ten aanzien van:

a. hun gezamenlijke minderjarige kinderen over wie de echtgenoten al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen;

b. de minderjarige kinderen over wie de echtgenoten ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag gezamenlijk uitoefenen.

3. In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:

a. de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vormgeven;

b. de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;

c. de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.

4. Het verzoekschrift vermeldt over welke van de gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor. Tevens vermeldt het verzoekschrift op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.

2. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. Indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, of de stukken, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

B

In artikel 818 wordt onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De rechter kan de echtgenoten naar een mediator verwijzen met als doel om de echtgenoten in onderling overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te laten komen indien het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting daartoe aanleiding geeft.

Ba

Artikel 819 komt te luiden:

Artikel 819

De rechter kan op verzoek van de echtgenoten of van een van hen de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.

C

Artikel 822, eerste lid, onder d komt te luiden:

d. een regeling vaststellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of de omgang tussen het kind en de echtgenoot die niet het gezag uitoefent alsmede inzake het verschaffen van informatie dan wel het raadplegen van de echtgenoten over de minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

D

Artikel 827, eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

E

In artikel 828 vervalt: met uitzondering van artikel 819 en de bepalingen verband houdende met minderjarige kinderen.

ARTIKEL III

De Wet rechten burgerlijke stand wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 4, eerste lid, vervallen de woorden “of van een huwelijk”.

2. In artikel 5, eerste en tweede lid, vervallen telkens de woorden: “of van een huwelijk.”.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL V

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

20. Ook VVD stemde op 12 juni 2007 vóór gelijkwaardig ouderschap en gedeelde zorg na scheiding.

Alleen PvdA en ChristenUnie stemden nu op 12 juni j.l. tegen !!

Stemcorrectie door de VVD bij Amendement 26 op gelijkwaardig ouderschap en gedeelde zorg na scheiding bij Wetsvoorstel 30 145

Naar telefonische mededeling van dhr. Fred Teeven, VVD-Tweede Kamerlid en woordvoerder familierecht, op 21 juni 2007 stemde de VVD toch vóór het Amendement 26 op het gelijkwaardig ouderschap en de gedeelde zorg na scheiding bij wetsvoorstel 30145. De eerder op 12 juni j.l. tijdens de stemmingen in de Tweede Kamer genoteerde tegenstem van de VVD blijkt achteraf op een ongelukkig misverstand te berusten en een stem vóór te hebben moeten zijn. Waarvan akte en nota. Met grote waardering.

De volgende acht politieke partijen stemden nu op 12 juni 2007 in de Tweede Kamer vóór het Amendement 26 op gelijkwaardig ouderschap en gedeelde zorg na scheiding:

1. Socialistische Partij (SP)
2. Democraten 66 (D66)
3. GroenLinks (GL)
4. Partij van de Dieren (PvdD)
5. Christen Democratisch Appel (CDA)
6. Partij voor de Vrijheid (PVV)
7. Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)
8. Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD): Na stemcorrectie !

Hulde voor deze acht partijen en voor de SP als de initiatiefnemer tot dit amendement. Daarbij ben ik aangenaam verrast door de vóór stemmen van CDA en SGP. Bijzonder veel waardering daarvoor.

Tegen gelijkwaardig ouderschap na scheiding stemden op 12 juni 2007 echter:
1. PvdA (Samira Bouchibti)
2. ChristenUnie (Ed Anker, André Rouvoet)

Bericht van Vader Kennis Centrum (VKC) van Stichting Kind en Omgangsrecht

---------------------------------------

Herzien overzicht van Stemmingen in de Tweede Kamer in verband met stemming amendement 26 (21 juni 2007)

Aan de leden en plv. leden van de commissie voor Justitie van de Eerste Kamer datum: 13 juni 2007 (herzien op 21 juni 2007)

betreffende wetsvoorstel:

30145


Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

Eindstemming wetsvoorstel

Het wetsvoorstel is op 12 juni 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, VVD, PvdD, ChristenUnie, SGP, PVV en CDA stemden voor.

Aangenomen amendementen

Artikel I, onderdeel Ba

Artikel II, onderdeel A

1719 (Bouchibti)

Met dit amendement wordt de definitie van kinderen voor wie een ouderschapsplan moet worden opgesteld verduidelijkt. In de huidige omschrijving vallen alle kinderen die deel uitmaken van het gezin onder het ouderschapsplan. Het gaat hierbij om gezamenlijke kinderen van wie de echtgenoten beide de ouder zijn maar bijvoorbeeld ook om kinderen die binnen een lesbische relatie geboren zijn (ouder/niet-ouder) of kinderen uit een eerdere relatie. Dat heeft tot gevolg dat echtgenoten/partners die een huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en al een kinderen hebben uit een eerdere relatie, worden verplicht ook voor deze kinderen afspraken vast te leggen in het ouderschapsplan. Voor deze laatste groep kinderen vinden wij het niet noodzakelijk dat hiervoor een ouderschapsplan wordt opgesteld. Om deze reden bewerkstelligt dit

amendement dat de ouder die alleen het gezag uitoefent over zijn of haar kind en van wie de andere echtgenoot niet de ouder is, ten aanzien van dit kind geen afspraken behoeft vast te leggen in een ouderschapsplan.

Aangenomen. Voor: SP, GroenLinks, PvdA, VVD, CDA en de PVV


Artikel I, onderdeel G

11 26 (De Wit)

Het is in het belang van het kind dat het contact heeft met beide ouders en ook verzorgd wordt door beide ouders. In het wetsvoorstel worden twee normen ontwikkeld; de ene ouder is verplicht de ontwikkeling van de band van het kind met de andere ouder te bevorderen, de ouder zonder gezag heeft ook de plicht omgang te hebben met zijn kind. Het wetsvoorstel is hierin niet duidelijk genoeg.

Gelijke rechten en plichten voor beide ouders is de basis om beide ouders onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid te laten dragen. Beide ouders hebben het recht en de plicht om gelijkwaardig aan de opvoeding deel te nemen. Ouderschap is uitsluitend gebaseerd op de relatie kind-ouder, niet op de relatie tussen ouders onderling. De continuering van de opvoedingsrelatie tussen kind en beide ouders is in het belang van het kind. Gelijkwaardig ouderschap en een opvoedingsplicht dienen ook na een echtscheiding, een geregistreerd partnerschap of een periode van samenleven centraal te blijven staan.

Om expliciet duidelijk te maken dat beide ouders gelijke rechten en plichten hebben wordt gelijkwaardig ouderschap de norm. In de wet wordt opgenomen dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Deze wettelijke basis voor gelijkwaardig ouderschap geeft ouders een uitgangspositie om gezamenlijk tot een bij hun situatie passende oplossing te komen.

Aangenomen. Voor: SP, GroenLinks, D66, PvdD, SGP, CDA en de PVV

De VVD heeft in de plenaire vergadering van 20 juni 2007 laten weten geacht te willen worden vóór dit amendement te hebben gestemd.

Artikel I, onderdeel Ga

Artikel I, onderdeel K, artikel 253a, lid 3

1424 (De Pater-van der Meer c.s.)

Ook ouders die niet gehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan hebben de plicht zich rekenschap te geven over de toekomst van hun kinderen na het verbreken van de relatie. In toenemende mate kiezen partners er niet meer voor hun onderlinge relatie vast te leggen. Niet de vorm van de relatie, maar het belang van het kind moet leidend zijn.

Dit amendement verplicht de ouders, die het gezamenlijk gezag hebben laten aantekenen (art. 1:252), tot het opstellen van een ouderschapsplan indien zij hun samenleving beëindigen.

Dit ouderschapsplan is geen vrijblijvende aangelegenheid. Indien er geen ouderschapsplan is opgesteld, zal de rechtbank het verzoek om een beslissing als bedoeld in art. 253a (nieuw) moeten aanhouden, totdat een ouderschapsplan is opgesteld.

Ook daarbij blijft het belang van het kind leidend: indien het belang van het kind dit vergt, blijft aanhouding achterwege. De ouders houden dan wel de plicht tot het opstellen van een ouderschapsplan. Noodzakelijke maatregelen kunnen echter dan toch in het belang van het kind worden genomen.

Aangenomen. Voor: SP, PvdA, PvdD, ChristenUnie, SGP, CDA en PVV

Verworpen, ingetrokken en / of vervallen amendementen

Beweegreden

Artikel I, onderdeel A0a

Artikel I, onderdelen Ac, Ad, Ae, Af

Artikel I, onderdeel Ca

Artikel I, onderdeel D

Artikel I, onderdelen Da, Db

Artikel IIA

Artikel III, punt 01

Artikel IIIA

1318202223 (Teeven)

Dit amendement heeft tot doel een administratieve echtscheiding mogelijk te maken voor echtgenoten die het met elkaar eens zijn over de voorwaarden van een overeenkomst als bedoeld in artikel 149d van boek 1 BW. Het gaat daarbij om een dejuridisering van de echtscheiding, waarbij uiteraard altijd de gang naar de rechter mogelijk blijft. Deze mogelijkheid is bedoeld voor die echtgenoten die geen kinderen hebben dan wel echtgenoten die al kinderen hebben uit een eerdere relatie waarbij de ouder die alleen het gezag uitoefent over zijn of haar kind en van wie de andere echtgenoot niet de ouder is, ten aanzien van dit kind

geen afspraken behoeft vast te leggen in een ouderschapsplan.

Een administratieve scheiding levert, naast een vereenvoudiging van de procedure, een aanzienlijke kostenbesparing op voor echtgenoten die op deze wijze hun relatie willen beëindigen. Echtgenoten zullen de afspraken met betrekking tot de afwikkeling van de echtscheiding opnemen in de overeenkomst. Om de kwaliteit van de afspraken te waarborgen is artikel 149c opgenomen. Op de bij de overeenkomst betrokken advocaat, notaris of mediator, rust de plicht partijen mondeling te informeren over de gevolgen van de gemaakte afspraken en de verdeling. De hiervoor genoemde administratieve echtscheiding kan in veel gevallen ook leiden tot besparingen op de gefinancierde rechtshulp.

Verworpen. Voor: SP, GroenLinks, D66, PvdD en de VVD

Artikel I, onderdeel K, artikel 253a, lid 5

1015 (De Wit)

Een ouder die problemen heeft met het niet naleven van de afspraken uit het ouderschapsplan moet het geschil snel aan de rechter voor kunnen leggen, die alvorens op het verzoek te beslissen een vergelijk zal beproeven. De normale termijn van zes weken is daarbij te lang.

Dit amendement beoogt een snelle toegang tot de rechter te verzekeren bij daadwerkelijk gebleken niet-nakoming van de afspraken uit het ouderschapsplan. Om te voorkomen dat deze korte termijn er toe zal leiden dat ouders te snel hun geschil aan de rechter voorleggen moet het gaan om daadwerkelijke niet-nakoming van de afspraken. Daarvan is niet direct na een keer sprake; wanneer de afspraken meer dan eens niet zijn nagekomen zal de rechtbank het geschil binnen twee weken behandelen.

Verworpen. Voor: SP, PvdD, GroenLinks, VVD, SGP en de PVV

Moties

25 (Agema) om ten minste 1000 euro boete op te leggen wanneer een ouder de omgangsregeling frustreert

Verworpen. Voor: de fractie van de PVV

dinsdag, juni 19, 2007

18. Vaderdag 17 juni 2007 op de Brink in Deventer

VADERDAG 17 JUNI 2007 OP DE BRINK IN DEVENTER

Datum

Type

Titel

17/06/07

Tekst/foto’s

Verslag met foto’s door Peter Tromp
Vaderdag 2007 op Brink in Deventer was zeer geslaagd !!

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Joep Zander met dankwoord aan de SP-Deventer voor haar initiatief dat aan de wieg lag van het aangenomen kameramendement 26 tot gelijkwaardig ouderschap na scheiding

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Peter Prinsen met kanttekeningen bij het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap na scheiding” (30145)

17/06/07

Fotoalbum

- Overzicht van foto’s

- Diashow van foto’s

17/06/07

Video

Videofilmpje (nog in voorbereiding)


17. Vaderdagspeech van Joep Zander met dankwoord aan de SP-Deventer


Over het SP-amendement en vaderdag

Toespraak vaderdag 2007

Allereerst wil ik jullie bedanken voor jullie bezoek aan deze historische plek en dat uitgerekend op vaderdag. Ik ben heel blij dat Peter Tromp dit initiatief heeft genomen. En dit initiatief was zeker niet genomen als er niet toevallig deze week een prachtig vaderdaggeschenkje uit de tweede kamer tot ons kwam. Een amendement voor gelijkwaardig ouderschap van de SP dat met meerderheid werd aangenomen. Als ik het dan net had over historische plek dan bedoel ik dan ook niet alleen Deventer als historische Hanzestad, maar ook Deventer als de plek waar het initiatief werd genomen door de SP- afdeling om te komen met een wijziging op het verkiezingsprogramma ten faveure van gelijkwaardig ouderschap, waar het amendement van deze week een gevolg van was.

Degenen die aan het eind van dit verhaal zaten; Jan de Wit en Michiel van Nispen van de SP fractie konden hier vandaag helaas niet aanwezig zijn. Maar wel degene zonder wie het begin er niet was geweest.

Susanne Vunderink. Als zij niet op die ledenvergadering was geweest en mee het voorstel had gedragen. Als zij het niet mee had uitgewerkt was het er niet geweest, of althans zeker niet zover gekomen.

Vaderdag heeft verschillende aspecten. Verwennen van vaders is daar een van. Vieren. Sinds de ballonnenactie van Peter Tromp in 1997, dus precies tien jaar geleden in Arnhem, zijn we in Nederland gewend Vaderdag ook als actiedag te zien.

De actie bestaat ook deze keer voornamelijk uit het oplaten van ballonnen. Viering en actie vallen daarbij mooi samen. Ballonnen met aan een dun draadje onze wens en hoop op verbetering. Het SP- amendement is niet genoeg, of het smaakt naar meer kunnen we beter zeggen. Het is een goed geformuleerde en juiste wettelijke stelling over gelijkwaardig ouderschap. Maar het heeft moet nog wat handen en voeten krijgen. We mogen alleen maar hopen dat de rechterlijke macht het deze keer niet weer aan zijn laars lapt, vooral omdat de ook door de rechterlijke macht eigenzinnig bedachte concepten van hoofd- en nevenverblijfplaats gewoon daarnaast in de wet blijven staan.

Je zou kunnen zeggen dat de tegenstelling tussen praktijk van de rechtspraak en wettelijke idealen , als dit ook door de eerste kamer wordt aangenomen nu is binnengedrongen in de wet zelf. De waarde van het SP-amendement moet volgens mij dan ook vooral gezocht worden in het boven water tillen van een fundamentele fout in het recht zoals dat nu fungeert. Die fout is dat het recht achter de psychosociale praktijk aanloopt in plaats van dat het de praktijk regelt. Of om met Peter Prinsen te spreken het recht is niet gebaseerd op fundamentele rechtspsychologische beginselen. Of iets meer in mijn woorden. Het recht is niet zoals het zou behoren in staat gesteld machtsmisbruik te keren. En bij dat machtsmisbruik denken we niet alleen aan moeders maar vooral aan rechters, kinderbeschermers en andere justitiemedewerkers die met het blablabelang van het kind de macht in eigen hand nemen tot meerdere glorie van hun eigen materiële, psychologische en naar we deze week weer eens zagen ook seksuele, belang.

De belangrijkste winst die er dus deze week is geboekt is dat de steun voor gelijkwaardig ouderschap goed geworteld is in de SP en dat er een morele meerderheid in de kamer is voor gelijkwaardig ouderschap. Die worteling in de SP blijkt niet alleen uit het verkiezingsprogram maar vooral ook uit de toelichting daarop van de afdeling Deventer, de inzet van Harry van Bommel en Krista van Velzen in een aantal kwesties en, pas sinds deze week overigens, een goede vermelding van het standpunt op de site van de SP en nu dus dit amendement. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de SP een bondgenoot voor ouders en kinderen zal blijven zijn en ook de praktische doorvoering ervan zal helpen mogelijk te maken. Ook op een ander punt waarop toezeggingen liggen, het aankaarten van een parlementair onderzoek in de bedrijfstak familierecht hopen we dat vorderingen kunnen worden geboekt. Op de vreemde moves van de andere partijen ga ik deze keer maar niet in.

Op de vreemde moves van de andere partijen ga ik deze keer maar niet in. Als onze ballonnen straks net zo hard met allerlei winden meewaaien zullen we de ene in Sluis, de andere in Delfzijl en een aantal afzwaaiers in Vaals uit de bomen moeten plukken.

In de tekst van het amendement wordt de nadruk gelegd op het recht van kinderen op opvoeding en verzorging door hun beide ouders. Sommigen zullen vinden dat hier had moeten staan (in overeenstemming met het artikel over omgangsrecht dat het een wederzijds recht is).

Hoe juist het ook is om te stellen dat het recht op het onderhouden van een relatie een wederzijds recht is - waarom doen toch zoveel mensen alsof we daarin een vaderrecht bepleiten- het is een recht van relatie, het recht op opvoeding en verzorging is een recht van kinderen. In het in de toelichting van het amendement gebruikte begrip onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid komt dit goed tot uiting. Een kind is aangewezen op opvoeding. En wel door mensen. Omdat het niet aan de staat is om vast te stellen welke mensen, is het heel goed dat de natuur voor ons de beslissing neemt. De ouders. Vader en moeder. Dat is een basis vaststelling van humanitaire samenleving en daarom prejudicieel recht. Deze ouders kunnen dat alleen doen vanuit een band, een commitment. Ook dat commitment ligt in de natuur besloten. Dit is de onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid.

Dit begrip afkomstig van mijn vroegere docent theoretische pedagogiek Bas Levering is al bijna in de prullenbak verdwenen maar ik haal het er af en toe met verve uit om duidelijk te maken dat vaders geen huishoudhulpje zijn of loonslaaf en welk kader ze meer alimentatie moeten betalen of meer uren in het huishouden moeten doorbrengen. Het gaat om de fundamentele kwaliteit van de relatie. Als die geborgd is, en dat is die nu niet, dan ontstaat van daaruit de ruimte en de mogelijkheid voor vaders om meer te zorgen meer te investeren in hun kinderen. Niet alleen in tijd, maar vader zijn is ook bepaald leuk genoeg om er tijd in te steken. Geef ons die kans. Neem ons dat niet af.

Joep Zander

Meer verslag en foto's op: http://papa.nl.nu/vaderdag-speech.html


Datum

Type

Titel

17/06/07

Tekst/foto’s

Verslag met foto’s door Peter Tromp
Vaderdag 2007 op Brink in Deventer was zeer geslaagd !!

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Joep Zander met dankwoord aan de SP-Deventer voor haar initiatief dat aan de wieg lag van het aangenomen kameramendement 26 tot gelijkwaardig ouderschap na scheiding

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Peter Prinsen met kanttekeningen bij het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap na scheiding” (30145)

17/06/07

Fotoalbum

- Overzicht van alle foto’s

- Diashow van alle foto’s

17/06/07

Video

Videofilmpje (nog in voorbereiding)

16. Vaderdagspeech van Peter Prinsen met kanttekeningen bij het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap na scheiding” (30145)


Een rechtspolitieke wapenwedloop.

Toespraak op de Brink te Deventer, 17 juni 2007

Vijf dagen geleden, op dinsdag 12 juni 2007 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding” (wetsvoorstel 30 145) aangenomen. Het was ingediend door Donner, destijds minister van Justitie. Vandaag, vaderdag 2007. Moeten we juichen? Of moeten we de mouwen opstropen?

Bevordering voortgezet ouderschap – bij dit wetsontwerp past een citaat van een dichter van klassieke statuur, William Shakespeare. Een citaat uit Hamlet Acte II, Scene II [1], één van de meesterwerken van de wereldliteratuur dat tot op de dag van vandaag filosofen nog aanleiding geeft tot bespiegelingen over taal. Ik citeer: “Words, words, words”. Einde citaat.


Vanwaar mijn cynisme?

Ik ben cynisch omdat onze wetgever er al decennia lang blijk van geeft niet te beseffen dat hij in een rechtspolitieke wapenwedloop is verwikkeld met de rechterlijke macht.

Laten wij eens teruggaan naar 1990, het jaar waarin Hoefnagels in de Eerste Kamer, in zijn stemverklaring voor het wetsontwerp omgangsrecht, de legendarische woorden sprak: “Deze wet moet een einde maken aan de ongeschreven misdaad van de twintigste eeuw”. Het Staatsblad is gekomen, de eeuw is verstreken. Maar veranderd is er niets. Er zijn alleen maar méér protestgroepen van vaders bijgekomen (met soms moeders in hun gelederen).

Op 13 december 1991, ruim een jaar na het van kracht worden van het omgangsrecht, infiltreerden ouders massaal een vergadering van de Vereniging voor Familie- en Jeugdrecht op de VU in Amsterdam. Daar hoorden de ouders met eigen oren een kinderrechter, zich entre nous veronderstellend, badineren: “Wat heeft een vader aan een omgangsregeling? Hij kan hem inlijsten en boven zijn bed hangen!” Een andere kinderrechter: “De wet verbiedt ons de omgang te ontzeggen als er geen ontzeggingsgronden zijn, maar nergens staat dat we het verzoek van vaders niet gewoon mogen “afwijzen” als we omgang niet in het belang van het kind vinden”. Alle trucs waarmee het omgangsrecht kon worden weggeïnterpreteerd maakten gebruik van de toverformule “Belang van het Kind”.

Wie was dat ook weer, die kinderrechter die het had over "inlijsten en boven je bed hangen"? Het was die Utrechtse kinderrechter die nu, een week of twee geleden, in de Senaat heeft plaatsgenomen voor de partij waarmee zij geacht wordt uit volle borst het strijdlied mee te zingen: “De Staat verdrukt, de wet is logen, recht is ijdel woord”. [2] Deze senator van nu heeft tot voor enkele weken als kinderrechter zelf de macht uitgeoefend waartegen deze strijdleus zich richt. Het kan raar lopen – die partij, de SP, is uitgerekend de partij die zich in het kader van het recente wetsontwerp bij monde van verschillende kamerleden in het parlement, in het partijprogramma en in de media sterk heeft gemaakt voor de integriteit van het ouderschap. Daarover later meer.

Het werd 1995. Voor de wet bestaat er omgangsrecht, voor de rechters allerminst. Nederland ratificeert het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, met in artikel 18: “De Staten verzekeren erkenning van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind”. Daaraan gevolg gevend heeft de wetgever in 1998 de één-ouder-voogdij afgeschaft - voortaan behielden beide ouders bij scheiding het ouderlijk gezag.

Dat was overigens al sinds 1984 in de rechtspraak van de Hoge Raad bij wijze van gunst toegestaan, maar dan alleen aan ouders die, wijzer dan de wet, na scheiding zèlf besloten tot co-ouderschap. Maar dat de wetgever dat tot algemene wettelijke regel verhief - dàt ging de Hoge Raad te ver. Onze Hoge Raad geeft alléén een oplossing aan ouders die géén probleem hadden. Rechtszekerheid? Dat problemen juist het gevolg zijn van het ontbreken van rechtszekerheid wordt door de Hoge Raad blijkbaar niet beseft. Rechtspcychologie? "Terra incognita." Het vredestichtend effect van rechtszekerheid (integriteit van het ouderschap) – geen enkele overweging waard. Om de wet op het gezamenlijk gezag na scheiding uit te hollen opende de rechtspraak wederom haar trukendoos. Uit hun hoge hoed toverden de rechters de niet-wettelijke term “Hoofdverblijf”. Daarmee werd in wezen de afgeschafte ouder-voogd-constructie, in een nieuw jasje vermomd, heringevoerd: Één ouder wordt door de rechter benoemd tot hoofdouder (krijgt het hoofdverblijf van de kinderen), de ander blijft achter als bijouder met lege handen en – niet te vergeten – met lege portemonnee.


Gezamenlijk gezag: “De wet is logen. Recht is ijdel woord…”

Rechtspsychologie: “Terra incognita.”

En dan nu 2007. Wet bevordering voortgezet ouderschap aangenomen door de Tweede Kamer. Een wetsontwerp dat de beslissingsruimte van de rechters nóg meer verruimt, de beslissingsvrijheid van de rechters die categorisch iedere nieuwe ontwikkeling in het familierecht plegen uit te hollen, rechters die het forum creëren voor de echtscheidingsconflicten. Conflicten die er niet geweest zouden zijn als de wet zich beperkte tot een ordemaatregel in plaats van de rechter aan te stellen als inquisiteur, als totalitaire (belang van het kind) regelaar van het familieleven van gescheiden mensen. Rechters die aan de gevolgen van hun wetondermijning de legitimatie ontlenen voor hun wetondermijning. Een wet die nog altijd ouders als gladiatoren de arena injaagt om te strijden over het belang van het kind, waar zij, vóór zij het in de gaten hebben, verwikkeld raken in een strijd om de alleenheerschappij over hun kind. Dat alles onder het moraliserende oog van de rechters, die er, net als de decadente keizers van weleer, in slagen het slechtste in plaats van het beste in de mens naar boven te halen.

Een wetsontwerp waarin toenmalig Justitieminister Donner in zijn argeloosheid de in 1998 afgeschafte één-oudervoogdij terugcodificeert onder de vlag van “hoofdverblijfplaats van de kinderen”, met de impliciete alleenheerschappij die de hoofdouder daarmee toevalt, inclusief de macht om de omgang met de andere ouder te blokkeren. Met moeder als “equities darling”.

Als deze wet wordt aangenomen door de Eerste Kamer – wat God verhoede – dan moet één ding duidelijk zijn:

"Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na scheiding of beëindiging van de samenwoning recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders." (Amendement De Wit, SP)

Om nog even bij Shakespeare te blijven: “What hast thou then more than thou hadst before?” (Sonnet 40) We hádden toch al gezamenlijk gezag sinds 1998? Gezag hebben en niet standaard je kind mogen verzorgen, wie heeft dat ooit in zijn bolle hoofd gehaald?

Het is de verdienste van de afdeling Deventer van de SP. Het is de verdienste van kamerlid Jan de Wit die met dit amendement (kamerstuk 26 van het wetsvoorstel) ondubbelzinnig de integriteit van het ouderschap in de bolle hoofden van de rechters heeft ingeprent.

Peter Prinsen


[1] Polonius: "What do you read, my lord?"
Hamlet: "Words, words, words."
Polonius: "What is the matter, my lord?"
Hamlet: "Between who?"
Polonius: "I mean the matter that you read, my lord."

[2] Internationale (lied) - Wikipedia - A cappella: MP3 (3.3MB, 3:34, 128kbps) door het koor De Stem des Volks (van de CD “De Rooden Roepen”)



Datum

Type

Titel

17/06/07

Tekst/foto’s

Verslag met foto’s door Peter Tromp
Vaderdag 2007 op Brink in Deventer was zeer geslaagd !!

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Joep Zander met dankwoord aan de SP-Deventer voor haar initiatief dat aan de wieg lag van het aangenomen kameramendement 26 tot gelijkwaardig ouderschap na scheiding

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Peter Prinsen met kanttekeningen bij het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap na scheiding” (30145)

17/06/07

Fotoalbum

- Overzicht van alle foto’s

- Diashow van alle foto’s

17/06/07

Video

Videofilmpje (nog in voorbereiding)