Vaderkenniscentrum, Maart 2011
Nederlandse Jeugdzorg brengt scheidingskinderen regelmatig in de knel.
Tien belangrijke knelpunten in de maatschappij en de regelgeving waardoor scheidingskinderen in de knel worden gebracht en Jeugdzorg vaker voor problemen zorgt dan dat ze die problemen oplost.
Inleiding:
Vaderkenniscentrum/SKO (verder aan te duiden met VKC|SKO) moet constateren dat er diverse met elkaar samenhangende knelpunten bestaan als gevolg van het huidige vaderexclusieve functioneren van de Nederlandse jeugdzorg t.a.v. gescheiden vaders en hun scheidingskinderen in eenoudergezinnen of nieuw-samengestelde gezinnen. Het VKC|SKO gaf daarom opdracht aan een werkgroep bestaande uit Alec Balledux, Martin Barto en Peter Tromp (voorzitter van VKC|SKO) om een breder eerste beeld te schetsen van de knelpunten in onder meer de Jeugdzorg zoals zij die waarneemt. Deze knelpuntennotitie wordt door het VKC|SKO onderschreven. Enkele van de knelpunten heeft Alec Balledux al eerder in zijn mail van 8 februari 2011 bij de Tweede Kamer Commissie Jeugdzorg naar voren gebracht en deze mail wordt eveneens door het VKC|SKO onderschreven.
Het VKC|SKO overhandigt deze eerste knelpuntennotitie gezien de lopende politieke discussies over de toekomst van de Nederlandse jeugdzorg aan de Commissie Jeugd en Gezin en is voornemens om ook de oplossingen aan te dragen voor de gesignaleerde knelpunten maar acht het van belang u nu reeds over deze knelpunten te informeren. Deze notitie komt ook op de site van het VKC|SKO en wordt daarmee openbaar gemaakt.
Toelichting vooraf: Waar in de tekst van de knelpuntennotitie vanaf de knelpunten 3 en verder gerefereerd wordt aan ‘moeders’ dan wel ‘vaders’ is de meest voorkomende situatie weergegeven. Het kan in sommige situaties ook andersom zijn. Na de opsomming van de knelpunten volgt een toelichting.
De knelpunten zelf.
1. Steeds meer kinderen hebben door achterlopende wetgeving alleen een moeder met ouderlijk gezag waardoor het kind in scheidingssituaties onnodig veel risico loopt de zorg en opvoeding van de vader te moeten gaan missen. Meer dan de helft van de clientèle van Jeugdzorg bestaat uit scheidingskinderen wonend bij de moeder.
2. Er is een maatschappelijk verkeerd beeld van mishandelende ouders, waarbij de vader wordt beschouwd als de ouder die kinderen het vaakst mishandelt. Dit komt omdat in de media uitsluitend aandacht is voor zwaar fysiek geweld. De meeste mishandelingen, waaronder ook geestelijke mishandeling en verwaarlozing, vinden door moeders plaats.
3. Ouderverstoting en oudervervreemding worden niet als een vorm van geestelijke kindermishandeling beschouwd, noch in de toepassing van het strafrecht noch in de Jeugdzorg dat veel moeders alleen maar ondersteunt in deze vorm van kindermishandeling.
4. Er zijn geen expliciete en objectieve criteria in de Wet rond de toekenning, instandhouding en effectuering van omgang als specifieke invullingsvorm van de wettelijke verdeling van zorg- en opvoedtaken tussen de beide ouders na een scheiding in het zogenaamde ouderschapsplan. 'In het belang van het kind' wordt te vaak vertaald naar 'in het belang van moeder'. Dat is maar al te vaak juist niet in het belang van het kind.
5. Bij Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en binnen het familierecht wordt niet aan waarheidsvinding gedaan. Beslissingen worden genomen op basis van onderbuikgevoelens, leugens, roddel en achterklap.
6. Er is daarbij een groeiende groep van calculerende moeders die met valse beschuldigingen van incest en/of mishandeling en met hulp van instellingen en kwakzalvers de kinderen hun vader ontnemen hetgeen zelfs vaak door de overheid wordt gefinancierd middels rechtsbijstand.
7. Zorgmeldingen van vaders worden door Jeugdzorg vaak terzijde gelegd.
8. Kinderen worden in sommige provincies onnodig uithuis geplaatst (UHP). De kans op een UHP varieert per provincie afgerond tussen de 25 en 80%. Er zijn perverse financiële prikkels in de Jeugdzorg die daarbij een rol spelen.
9. Als kinderen een UHP krijgen is dat meestal vanuit een situatie dat het kind alleen met zijn moeder woont. Er wordt niet gekeken of het kind beter bij vader af is maar het kind wordt bijna altijd direct bij pleegouders of in een tehuis gestopt.
10. Het klachteninstrument binnen Jeugdzorg is niet effectief.
Toelichting:
1. Steeds meer kinderen hebben door achterlopende wetgeving alleen een moeder met ouderlijk gezag waardoor het kind in scheidingssituaties onnodig veel risico loopt de zorg en opvoeding van de vader te moeten gaan missen. Meer dan de helft van de clientèle van Jeugdzorg bestaat uit scheidingskinderen wonend bij de moeder.
In het komend decennium zal zonder wettelijke aanpassing de helft van de kinderen geen twee maar slechts één ouder met ouderlijk gezag hebben. Kinderen behoren bij geboorte het recht te hebben op twee gelijkwaardige ouders en dat kan alleen als vaders ook direct medegezag krijgen als ze hun kind erkennen. De huidige wettelijke obstakels voor vaders om medegezag te krijgen (eerst juridisch het recht op erkenning en daarna afzonderlijk ook nog eens op gezag af moeten dwingen; het toelaten van valselijke geboorteaangiftes) zijn niet in het belang van het kind en lijken alleen te willen benadrukken dat moeders wil in Nederland de enige wet is die er toe doet.
2. Er is een maatschappelijk verkeerd beeld van mishandelende ouders, waarbij de vader wordt beschouwd als de ouder die kinderen het vaakst mishandelt. Dit komt omdat in de media uitsluitend aandacht is voor zwaar fysiek geweld. De meeste mishandelingen, waaronder ook geestelijke mishandeling en verwaarlozing, vinden door moeders plaats.
Dit verkeerde beeld leidt ook tot de huidige kromme wetgeving waarbij (zeker ongehuwde) vaders op een achterstand worden gezet. Kindermishandeling door vaders komt juist minder vaak voor dan de veel vaker voorkomende en geruislozere kindermishandeling door moeders, die weinig aandacht van de media trekt. Ondanks de ons inziens misleidende conclusies in de recente WODC/van Montfoort rapportage onder het beperkte aantal van politie-aangiften van kindermishandeling, blijkt uit de veel massalere meldcijfers van kindermishandeling bij de Nederlandse AMK’s al jarenlang dat het juist 2,5 keer zo vaak moeders dan vaders zijn, die hun kinderen mishandelen en/of verwaarlozen. Dit wordt ook in internationaal onderzoek bevestigd. Daarnaast blijkt uit de (inter)nationale literatuur en het (inter)nationale onderzoek naar kindermishandeling dat eenoudergezinnen en stiefgezinnen een vergroot risico op kindermishandeling hebben. Maar gezien het bestaande verkeerde maatschappelijke beeld worden bij een OTS vaders al snel buiten beeld gebracht door Jeugdzorg.
3. Ouderverstoting en oudervervreemding worden niet als een vorm van geestelijke kindermishandeling beschouwd, noch in de toepassing van het strafrecht noch in de Jeugdzorg dat veel moeders alleen maar ondersteunt in deze vorm van kindermishandeling.
Niet alleen wordt oudervervreemding door moeders niet bestraft, het wordt zelfs door rechters beloond want deze rancuneuze moeders indoctrineren eerst ongestraft hun kind, daarna wordt in een kort gesprek met het geïndoctrineerde kind door de rechter het kind en de vader de omgang ontzegt 'in belang van het kind'. Nederland riskeert dezelfde tik op de vingers als die Duitsland van het Europees Hof voor de rechten van de mens kreeg. Kinderen in Nederland worden in het geheel niet beschermd tegen oudervervreemdende moeders. Oudervervreemding is als geestelijke kindermishandeling op zich strafbaar, het dient dan ook vervolgd te worden en te leiden tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van het kind om die daartegen te beschermen.
4. Er zijn geen expliciete en objectieve criteria in de Wet rond de toekenning, instandhouding en effectuering van omgang als specifieke invullingsvorm van de wettelijke verdeling van zorg- en opvoedtaken tussen de beide ouders na een scheiding in het zogenaamde ouderschapsplan. “In het belang van het kind” wordt te vaak vertaald naar “in het belang van moeder”. Dat is maar al te vaak juist niet in het belang van het kind.
Het criterium `In het belang van het kind´ zet de deur open voor willekeur. In het belang van het kind wordt bovendien al snel uitgelegd dat er rust moet komen voor de kinderen in de omgang die door de moeder wordt verstoord omdat ze daar alle ruimte voor krijgt in zowel wetgeving als door Jeugdzorg. Het gebrek aan expliciete objectieve criteria om de omgang te ontzeggen zorgt voor veel procedures, oudervervreemding, valse beschuldigingen en vooral veel kinderleed.
5. Bij Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en binnen het familierecht wordt niet aan waarheidsvinding gedaan. Beslissingen worden genomen op basis van onderbuikgevoelens, leugens, roddel en achterklap.
In plaats van onderzoeken door ter zake kundigen (BIG ingeschreven) wordt afgegaan op geruchten, onderbuikgevoelens van betrokkenen of zelfs kwakzalvers. De bepalingen voor onderzoeken rond externe deskundigen (opgenomen in de Normen 2000) waren recent nog bijna in alle stilte gesneuveld. De kwaliteit van de informatie speelt nauwelijks een rol om vergaande beslissingen te nemen en in Jeugdzorg wil men dat simpelweg ook niet.
Recent oordeelde de Nationale Ombudsman in rapport 20110015 dat in de Jeugdzorg wel degelijk zoveel mogelijk aan waarheidsvinding gedaan dient te worden:
“De stelling van de Raad voor de Kinderbescherming of van Bureau Jeugdzorg dat er niet aan waarheidsvinding wordt gedaan, is geen vrijbrief om de mening van één van de strijdende partijen zonder verifiëring in de rapportages op te nemen. Van instanties als Bureau Jeugdzorg en de Raad wordt een meer actieve houding verwacht. Indien zij een verklaring belangrijk vinden om daarmee een bepaalde beslissing te rechtvaardigen dan moet zoveel mogelijk de ware toedracht worden onderzocht. Alleen de beweringen die getoetst zijn kunnen als feiten in de rapportages worden opgenomen zodat de rechter zich daarover een gemotiveerd oordeel kan vormen.”6. Er is daarbij een groeiende groep van calculerende moeders die met valse beschuldigingen van incest en/of mishandeling en met hulp van instellingen en kwakzalvers de kinderen hun vader ontnemen hetgeen zelfs vaak door de overheid wordt gefinancierd middels rechtsbijstand.
Knelpunten 4 en 5 lokken valse beschuldigingen uit. De kokervisie van veel organen zoals de politie maakt het mogelijk dat veel vaders eerst ten onrechte worden vastgezet of opgepakt, soms in bijzijn van hun kinderen. Iedereen moet dan haast wel denken dat er wat aan de hand is. Soms is pas na jaren het onderzoek gereed en blijkt dat er een valse beschuldiging achter zit die echter onbestraft blijft. Vader en kinderen beschadigd en de rancuneuze moeder krijgt op zijn hoogst een mondelinge berisping. De politie zou bij aangiftes binnen afhankelijkheidsrelaties ambtshalve een onderzoek dienen te doen naar valse aangifte. Valse beschuldigingen vormen daarnaast een van de ernstigste vormen van (geestelijk) huiselijk geweld, aan de vaststelling waarvan consequenties verbonden dienen te worden.
7. Zorgmeldingen van vaders worden door Jeugdzorg vaak terzijde gelegd.
Gescheiden vaders die zich oprecht zorgen maken over hun kinderen lopen tegen een gesloten deur bij Jeugdzorg. Meldingen bij het AMK zijn vaak tevergeefs. Zeker als het om geestelijke kindermishandeling gaat zoals verwaarlozing of oudervervreemding.
8. Kinderen worden in sommige provincies onnodig uit huis geplaatst (UHP). De kans op een UHP varieert per provincie afgerond tussen de 25 en 80%. Er zijn perverse financiële prikkels in de Jeugdzorg die daarbij een rol spelen.
Er is volstrekt geen landelijk beleid en bijna volkomen willekeur bij kinderbeschadigende uithuisplaatsingen. Terwijl de ene provincie in 25% van de OTS gevallen over moet gaan op een UHP, doet de andere provincie dat in liefst 80% van de gevallen waarmee een OTS dus bijna zeker ook een UHP impliceert. Hoewel een Savannah effect een rol kan spelen kan VKC|SKO zich niet aan de indruk onttrekken dat de perverse financiële prikkels (de beloning die een BJZ krijgt voor een UHP) een rol speelt. Een andere wijze van financiering zou naar de mening van VKC|SKO zeker bijdragen aan een meer maatschappelijk verantwoorde wijze van de totstandkoming van een UHP.
9. Als kinderen een UHP krijgen is dat meestal vanuit een situatie dat het kind alleen met zijn moeder woont. Er wordt niet gekeken of het kind beter bij vader af is maar het kind wordt bijna altijd direct bij pleegouders of in een tehuis gestopt.
Daarnaast is het opvallend, dat BJZ’s bij voorbaat vaders diskwalificeren om de zorg van de moeder over te nemen. De verificatie van de (on)mogelijkheid daarvan zou wettelijk verplicht dienen te zijn (amendement Voordewind maar dan ook voor de niet met het gezag belaste vader gezien knelpunt 1).
10. Het klachteninstrument binnen Jeugdzorg is niet effectief.
Klachtencommissies binnen Jeugdzorg functioneren niet altijd omdat er sprake is van keuring van eigen vlees. Als de klachten al gegrond worden verklaard dan wordt er geen opvolging aan gegeven door de teamleiders en de Raad van Bestuur en er wordt al helemaal niet van geleerd. Wat dan rest is een gang naar de Nationale Ombudsman maar dit kan onmogelijk als een effectief klachteninstrument worden beschouwd.
© Copyright 2011 Vaderkenniscentrum|SKO. Integrale overname met bronvermelding van deze knelpuntennotitie c.q. verwijzing daarnaar is zonder toestemming onzerzijds toegestaan.
Indien uw organisatie deze knelpunten wenst te onderschrijven dan verzoeken wij u dit per email aan ons op te geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten