Het verblijfsco-ouderschap geëvalueerd
Bron: Gazet van Antwerpen - 23/11/'10
23 NOVEMBER 2010 - De kindrekening moet verplicht worden. En er moet een regeling komen voor de domiciliëring van kinderen van gescheiden ouders die nu eens bij de ene ouder en dan weer bij de andere ouder verblijven. Dat leert de eerste studie over het verblijfsco-ouderschap. Het gaat om een studie van Marcia Poelman en Marie Kruyfhooft, die vandaag in Antwerpen werd voorgesteld aan het Steunpunt Gelijke Kansenbeleid. Ze belicht het verblijfsco-ouderschap vanuit de visie van de gelijkheid van mannen en vrouwen, niet vanuit het perspectief van de kinderen. Een overzicht.
WAT IS VERBLIJFSCO-OUDERSCHAP?
Op 3 juni 1995 werd het gezagsco-ouderschap ingevoerd. Die wet bepaalt dat beide gescheiden ouders evenveel gezag hebben over hun kinderen, ongeacht waar die kinderen verblijven. Door de wet van 18 juli 2006 werd daar het verblijfsco-ouderschap aan toegevoegd. Die maakt het mogelijk dat de kinderen van gescheiden ouders nu eens bij de vader en dan weer bij de moeder verblijven. Dat kon eigenlijk al, maar in 2006 werd het wettelijk geregeld en werd het verblijfsco-ouderschap als model opgelegd. De rechter kan er slechts op gemotiveerde wijze van afwijken in bepaalde gevallen (bv. als de ouders te ver uit elkaar wonen of als geen enkel overleg meer mogelijk is e.d.). Gezagsco-ouderschap en verblijfsco-ouderschap vallen niet noodzakelijk samen.
De onderzoekers trokken een toevalssteekproef van 766 mensen, die ofwel in 2002 gescheiden zijn en ofwel na 2006. Door deze twee tijdsperiodes wilden ze de gevolgen van de wet meten. Het gaat om dossiers van gescheidenen met kinderen bij de rechtbanken van Gent, Hasselt en Turnhout. Daarnaast werden experten ondervraagd.
De problematiek werd bekeken vanuit de verschillen tussen de geslachten. De gevolgen van het verblijfsco-ouderschap voor de kinderen werd niet bestudeerd. Dat gebeurt later nog. Vorige week ontstond enige opwinding over het "co-schoolschap", waarbij de kinderen om de week in een andere school werden ingeschreven. Het Vlaams Kinderrechtencommissariaat ontving hierover vorig jaar een drietal klachten en was flink tegen dit systeem omdat deze voortdurende pendel tussen scholen, niet in het belang is van de kinderen. (Zie voor zijn visie: hier.)
WAT STELT DE STUDIE VAST?
Wat blijkt uit de studie?
* 80,6% van de echtscheidingen uit de steekproef werden uitgesproken met onderlinge toestemming. De nieuwe echtscheidingsvorm (EOO, echtscheiding door onherstelbare ontwrichting, nvdr) tekent slechts voor 7,5% van de gevallen. 56,6% van de gescheidenen is minder dan vijf jaar uit elkaar, maar 7,5% al meer dan 11 jaar.
* Vooraleer de wet op het verblijfsco-ouderschap van kracht werd, legde de rechter in 12,7% van de gevallen een gelijkmatig verdeeld verblijf op. Na de wetswijziging in 14,6% van de gevallen. De wet van 2006 leidde dus tot een zeer kleine toename.
* De leeftijd van de kinderen speelt geen rol. In het buitenland komt verblijfsco-ouderschap minder voor als de kinderen zeer jong zijn of als het om adolescenten gaat. In Vlaanderen is er blijkbaar geen verschil. Wél is de leeftijd één van de belangrijkste redenen om een verblijfsco-ouderschap dat gestart is weer stop te zetten.
* Ouders die verblijfsco-ouderschap toepassen zijn jonger en recenter gescheiden.
* De kinderen worden nog erg vaak bij de moeder gedomicilieerd: in 69,9% van de gevallen. Dit is niet onbelangrijk omdat domiciliëring allerlei financiële en fiscale gevolgen heeft.
* De ouders hanteren meestal een week-om-week-ritme (83,7%), waarbij de kinderen om de week van de ene woning naar de andere verhuizen. Dan volgt een veertiendaags ritme (3,8%). Maar een kwart van de ouders die deze week/week-wissel hanteren komt de afspraken in de praktijk niet na.
* Grote afstanden tussen de woningen van beide ouders komen zelden voor: 47,6% van de ouders woont op minder dan 5 kilometer van elkaar, maar toch woont 6,7% op een afstand tussen 20 en 30 kilometer en 2,4% op een afstand van meer dan 30 kilometer. De grote afstand is een van de oorzaken om het verblijfsco-ouderschap weer stop te zetten.
* In 15% van de gevallen was de opgestarte regeling alweer gestopt op het moment van het onderzoek, doorgaans op vraag van de kinderen.
* De moeder blijkt nog altijd meer bij te dragen in de kosten van de opvoeding dan de vader. Dat geldt vooral voor de medische kosten, de kosten voor de school en die voor vrije tijd. Als reden zien de onderzoekers dat de rollenpatronen die tijdens het huwelijk bestonden, voortgaan na de scheiding. De moeder gaat makkelijker met de kinderen naar de tandarts dan de vader en ze koopt ook eerder schoolgerief en kledij. Een gezamenlijke kindrekening, waarop de kinderbijslag moet worden gestort, verkleint de kans op een ongelijke verdeling van de kosten.
* Gelijk verdeeld co-ouderschap leidt er toe dat de alimentatie correcter wordt betaald.
* 94,4% van de vrouwen in verblijfsco-ouderschap werkt. Van de vrouwen die de kinderen permanent bij zich hebben werkt 83,7% en als de kinderen permanent bij de vader zijn werkt nog slechts 57,1% van de moeders. Bij de mannen is er geen verschil al naargelang de verblijfsregeling die ze voor hun kinderen hebben.
* Eerder onderzoek toonde aan dat bedienden en middenkaders oververtegenwoordigd zijn in het verblijfsco-ouderschap. Maar in dit onderzoek werden geen verschillen gevonden naar het soort job.
Hoe meer autonomie de ouders hebben om hun werktijd zelf in te delen, hoe meer kans op een verblijfsco-ouderschap.
Slechts 7,7% van de mannen zegt dat ze meer uren gaan werken door het verblijfsco-ouderschap. Bij de vrouwen ligt dat cijfer drie keer zo hoog (27,5%). In totaal werken 68,2% van de mannen evenveel voor de toepassing van het verblijfsco-ouderschap als erna. Bij de vrouwen is dat slechts 51,9%.
De aard van de verblijfsregeling heeft weinig effecten op de loopbaan van hun ouders, zo besluiten de onderzoekers. De ongelijkheden die al voor de scheiding bestonden zetten zich door na de scheiding. De beroepsstatus van voor de scheiding trekt zich door na de scheiding.
* Minder dan de helft van de verblijfsco-ouders zegt dat ze alleen instaan voor de opvang van de kinderen als die bij hen gehuisvest zijn. Als iemand anders de kinderen opvangt zijn dat meestal de grootouders (20,9%).
* 35,4% van de gescheiden ouders heeft op het moment van het onderzoek een nieuwe partner. Bij gelijkmatig verblijf van de kinderen bij beide ouders is er terzake nauwelijks verschil tussen mannen en vrouwen. Maar vooral voor vrouwen is "herpartneren" een goede strategie om inkomensverlies te voorkomen. Dit heeft echter niets met het verblijfsco-ouderschap te maken.
* De gescheiden ouders ruziën over de kinderen, maar die geschillen hangen niet samen met de aard van de verblijfsregeling van de kinderen. De leeftijd van de kinderen speelt wel een rol: hoe ouder het jongste kind, hoe minder conflict inzake zijn opvoeding.
WAT WILLEN DE CO-OUDERS?
De verblijfsco-ouders mochten ook zelf voorstellen formuleren. Wat zijn de belangrijkste?
* Ze pleiten voor een dubbele domiciliëring, zodat de voordelen die uit domiciliëring voortvloeien altijd kunnen spelen. Die voordelen zijn bv. kortingen bij verenigingen, bij het berekenen van het kadastraal inkomen en ook om voordelen bij het toekennen van premies.
* Ze willen dat de kindrekening verplicht wordt omdat zo de kosten gelijkmatiger kunnen worden verdeeld. Nu kan de rechter een kindrekening opleggen, maar hij moet het niet.
* Ze pleiten ook voor inspraak van de kinderen vanaf een bepaalde leeftijd bij het bepalen van de verblijfsregeling. Die inspraak bestaat reeds, maar gaat niet ver genoeg, zo menen de ouders.
* Er zijn te weinig opvangmogelijkheden.
* Afspraken over de kinderen niet naleven moet beter gecontroleerd worden én de procedure moet efficiënter.
WAT VINDEN DE ONDERZOEKSTERS?
Zij volgen de ouders op bepaalde punten. Zo zijn ze ook voorstander van meer kinderopvang, omdat ouders die in ploegen werken zonder extra opvang geen verblijfsco-ouderschap kunnen toepassen. Bovendien zijn ze ervoor gewonnen om de kindrekening automatisch op te leggen.
Ze willen verder dat de ouders duidelijk en helder geïnformeerd worden over de financiële en fiscale gevolgen van de verblijfsregeling. Ze pleiten verder voor psycho-sociale begeleiding van de ouders na de scheiding.
Net zoals een minderheid van de ouders willen ze dat de verblijfs- en kostenregeling op vaste momenten wordt geëvalueerd. Nu moet een ouder die boos is omdat de andere ouder zich niet aan de afspraken houdt, zelf naar de rechter stappen en dat is geen goede zaak.
In tegenstelling tot de ouders zijn de onderzoekers geen echte voorstanders van een dubbele domiciliëring, omdat dit een enorme belasting voor de overheidsadministratie kan worden. Heel wat procedures (het opstellen van de kieslijsten en allerlei subsidiereglementen bv.) vertrekken van één unieke domicilie. Dubbele domiciliëring kan tot nieuwe vormen van fraude leiden. De onderzoekers willen integendeel dat alle voordelen die uit domiciliëring voortvloeien worden opgelijst en dan ook toegekend bij verblijfsco-ouderschap, zonder dat de wet op de domiciliëring moet worden veranderd.
Lees ook:
dinsdag, november 23, 2010
643. Het Belgische verblijfsco-ouderschap in Vlaanderen geëvalueerd vanuit de ouders en de emancipatiebijdrage (gelijke kansen)
Gepost door Peter Tromp (Fathercare) op dinsdag, november 23, 2010
Labels: België, Dubbele domiciliëring, emancipatie, Gelijke Kansen, gelijkwaardig ouderschap, Kindrekening, Marcia Poelman, Marie Kruyfhooft, Steunpunt Gelijke Kansenbeleid, Verblijfsco-ouderschap, Vlaanderen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten