Financieële Dagblad, 27 juli 2007
Onlangs werden we opgeschrikt door twee onderzoeken over kindermishandeling in Nederland. Tot nu toe werd uitgegaan, op basis van buitenlands onderzoek, van 50.000 tot 80.000 gevallen per jaar. Het ene onderzoek (Universiteit Leiden) vond 107.200 gevallen per jaar, het andere onderzoek (Vrije Universiteit Amsterdam) hield het op 160.700.
De verschillen zijn waarschijnlijk het gevolg van de gekozen onderzoeksmethode: professionele informanten (Leiden) dan wel zelfrapportage (Amsterdam). Daarnaast is er nog een belangrijk verschil. De brede definitie van kindermishandeling van Leiden (lichamelijk geweld, seksueel misbruik en diverse soorten van verwaarlozing) werd door Amsterdam nog verder opgerekt. Van verwaarlozing is ook sprake als kinderen onderwijs wordt onthouden, bijvoorbeeld omdat ouders niets doen aan het chronisch spijbelen van hun kinderen.
Deze oprekking is wel een beetje merkwaardig. Als ouders niet verhinderen dat kinderen teveel en te vet eten spreken we niet over kindermishandeling, maar over een opvoedingsprobleem. Dat geldt ook indien kinderen zich schuldig maken aan alcoholmisbruik.
Recent startte Sire een campagne tegen kindermishandeling. Een goede zaak. Alleen wordt onzorgvuldig met de cijfers omgesprongen, en wordt in drie van de vier radiospotjes onterecht gesuggereerd dat de vader (of oom) de dader is van huiselijk en seksueel geweld en wordt de grootste oorzaak van armoede, kindermishandeling, verwaarlozing en misbruik verzwegen. Die oorzaak is echtscheiding. Wel noemt Sire het kindermishandeling als kinderen in armoede opgroeien. Dat is natuurlijk onzin.
Dat geldt ook voor de definitie van huiselijk geweld. Ook die is in de uniforme registratie van de politie een vergaarbak voor allerlei soorten (niet noemenswaardig tot zwaar) geweld in en om huis. Dat kan variëren van (psychisch) geweld tussen partners tot burenruzies en zelfs mishandeling van huisdieren.
Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk (partner en kind) geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg.
Volgens twee SCP-onderzoekers wordt bijna 60 procent van het huiselijk geweld gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt ‘slechts’ een kwart van het huiselijk geweld waarvan in Nederlands melding wordt maakt.
Terug naar kindermishandeling. Volgens het Leidse onderzoek gaat het om gemiddeld 19.000 gevallen van lichamelijk geweld, 4700 gevallen van seksueel misbruik, de rest valt onder het vage begrip verwaarlozing. Maar ook de 23.700 concrete gevallen zijn er natuurlijk veel te veel. Minister Rouvoet wil met een campagne vooral het gat dichten tussen de minimaal 107.200 gevallen en de ‘slechts’ 40.000 aangemelde gevallen bij de meldpunten kindermishandeling. Maar dat is ontoereikend.
Rouvoet moet zich concentreren op de zwaarste gevallen. Kindermishandeling moet niet langer met symptoombestrijding (opvoedcursussen, meldpunten, publiekscampagnes enzovoorts) worden tegengegaan, maar geprobeerd moet worden om de oorzaken aan te paken. Preventie boven symptoombestrijding, dat weet iedereen. Politici kennelijk niet.
Echtscheiding noemen we geen kindermishandeling, ook het negeren van omgangsregelingen door meestal moeders betitelen we niet als kindermishandeling, maar de gevolgen van scheiding en het negeren van omgangsregelingen zijn wel vele malen groter voor kinderen dan wanneer ouders een enkele keer een corrigerend tik geven of niets ondernemen tegen spijbelen. Als we naar de scheidingscijfers en de gevolgen kijken verdient een paternalistische houding tegenover scheiding de voorkeur boven een liberale houding.
Risico op kindermishandeling is in éénoudergezinnen bijna vier keer en in stiefgezinnen twee keer zo groot als in traditionele gezinnen, zo blijkt uit de onderzoeken. Opmerkelijk is dat geen relatie wordt gelegd tussen scheiding en kindermishandeling. Sterker, het woord scheiding komt niet één keer voor in de onderzoeksrapportages. Het lijkt erop dat we het vage begrip ‘in het belang van het kind’ uit het familierecht wel heel belangrijk vinden in de communicatie maar dat het belang van de volwassenen in de praktijk de hoogste prioriteit heeft.